4 min lezen

Wie stelt, bewijst (meestal)

NL

U kent vast wel het mantra “wie stelt, bewijst”. Dat mantra geeft de hoofdregel in het civiele bewijsrecht weer. Namelijk: degene die zich op de rechtsgevolgen van een bepaalde stelling beroept, draagt de bewijslast van juistheid van die stelling. Maar is het wel zo zwart-wit? Advocaat procesrecht Thomas van Vugt bespreekt hoe het zit.

Hoofdregel: wie stelt moet bewijzen

Zoals in de inleiding al staat, is de hoofdregel dat degene die iets stelt, ook de juistheid van zijn stelling moet bewijzen. Dat geldt ook als er een verweer wordt gevoerd. Als bepaalde feiten als verweer tegen een stelling worden aangevoerd, dan draagt de verweerder de bewijslast daarvan. Als een eiser De partij die gedagvaard wordt om te verschijnen in een rechtszaak wordt aangeduid als de gedaagde. Dit in tegenstelling tot de eiser, de partij die het initiatief tot de rechtszaak heeft genomen en daartoe door een gerechtsdeurwaarder een dagvaarding heeft laten betekenen aan de gedaagde.
» Meer over eiser
eiser
bijvoorbeeld geld eist van een gedaagde De partij die gedagvaard wordt om te verschijnen in een rechtszaak wordt aangeduid als de gedaagde.
» Meer over gedaagde
gedaagde
omdat hij dat zou hebben uitgeleend, dan moet de eiser bewijzen dat van een geldleningsovereenkomst sprake is. Als de verweerder dan zegt (stelt) dat er allang betaald is, dan moet hij bewijzen dat dit inderdaad het geval is.

Uitzonderingen: niet of onvoldoende betwist

Deze hoofdregel geldt niet als de verweerder (of in geval van een verweer: de eiser) de stellingen niet of niet voldoende betwist. In de wet staat namelijk ook dat de rechter alle feiten die niet of niet voldoende zijn betwist als vaststaand moet aannemen. Dus als de eiser in het zojuist genoemde voorbeeld niet betwist dat de lening is afgelost, dan zal de rechter ervan uitgaan dat het verweer klopt. Hij zal de eis vervolgens afwijzen.

Vandaar: hoor- en wederhoor

Daarom kennen we in het civiele recht ook het beginsel van hoor- en wederhoor. Het geeft de verweerder de kans om (met behulp van een advocaat) feiten te stellen (en te bewijzen) die tegen de door de eiser gestelde feiten pleiten, en het geeft de eiser de kans om zich uit te laten over de (on)juistheid van de gevoerde verweren. Daarom volgt na de dagvaarding De inleiding van een procedure, die tevens de oproep bevat om op een bepaalde datum bij de rechtbank te verschijnen.
» Meer over dagvaarding
dagvaarding
en conclusie van antwoord Een conclusie van antwoord bevat de reactie op de dagvaarding, en kan tevens een eis in reconventie bevatten. De wet geeft diverse regels over de formaliteiten waaraan een conclusie van antwoord moet voldoen.
» Meer over conclusie van antwoord
conclusie van antwoord
ook altijd ofwel een comparitie van partijen (zitting) danwel een tweede schriftelijke ronde (re- en dupliek ).

Soms ligt het bewijs in het domein van de andere partij

Een andere uitzondering is het geval waarin degene die een stelling wil bewijzen, niet over de bewijsmiddelen beschikt omdat die in het domein van de andere partij ligt. Bijvoorbeeld als een patiënt die onder narcose uit een ziekenhuisbed valt, zal die moeilijk kunnen bewijzen dat het ziekenhuis alle vereiste voorzorgsmaatregelen (bedhekje omhoog) heeft getroffen. Het ziekenhuis moet dan bewijzen dat zij al die maatregelen wel heeft getroffen.

Wettelijk vermoeden: uitzondering op hoofdregel bewijsrecht

Ook kennen we het wettelijk vermoeden dat een uitzondering kan vormen op de hoofdregel in het bewijsrecht. Zo staat in de wet dat de werkgever aansprakelijk is voor een ongeval van de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden: de werknemer hoeft dat dan niet te bewijzen. Ook staat in de wet dat de huurder wordt geacht het gehuurde in dezelfde staat aan de verhuurder te hebben opgeleverd als waarin hij het heeft ontvangen, tenzij uit een incheck- en uitcheckrapport wat anders blijkt. Als er geen incheck- en uitcheckrapport is, dan geldt het wettelijk vermoeden. De stelling van de huurder dat hij het gehuurde in goede staat (dezelfde staat als bij ingebruikname) heeft opgeleverd, behoeft dan geen nader bewijs In het Nederlandse procesrecht geldt als hoofdregel dat de rechter alleen die feiten of rechten aan zijn beslissing ten grondslag mag leggen, die in de rechtszaak aan hem ter kennis zijn gekomen of zijn gesteld en die zijn komen vast te staan.
» Meer over bewijs
bewijs
.

Bewijsprobleem, wat nu?

Soms kan het zijn dat een partij in bewijsproblemen verkeert. Hij beschikt dan niet over stukken om zijn stellingen te onderbouwen. Die partij kan dan andere feiten stellen en bewijzen, die aannemelijk maken dat zijn stellingen juist zijn. Ook kan het zijn dat een andere partij over stukken beschikt die hem uit zijn bewijsnood kunnen helpen. In sommige gevallen kunnen die stukken dan bij die partij opgevraagd of opgevorderd worden .

Advocaat procesrecht

Neem contact op met onze advocaat procesrecht voor meer informatie over bewijsrecht, of om stukken op te vorderen bij een partij.

Thomas van Vugt

Thomas van Vugt

Thomas adviseert en procedeert met name op het gebied van het verbintenissenrecht, het vastgoedrecht, en mediarecht. Bekijk hier zijn track record. Volg Thomas op Twitter en LinkedIn.

Ravel Residence