Op 1 juli 2025 is de Wet opheffing verpandingsverboden in werking getreden. Hierdoor is het voor ondernemingen niet langer toegestaan om in hun contracten af te spreken dat geldvorderingen op naam (zoals openstaande facturen) niet mogen worden overgedragen of verpand. Het nieuwe artikel 3:83 lid 3 BW bepaalt dat een verpandingsverbod nietig is wanneer de geldvordering voortkomt uit de normale beroeps- of bedrijfsuitoefening. De wetgever wil hiermee met name het mkb meer toegang tot financiering geven, door te voorkomen dat afnemers een
verpanding
Verpanding is het vestigen van een pandrecht op een goed.
» Meer over verpanding
verpanding blokkeren. Voor leveranciers betekent dit dat openstaande facturen voortaan altijd kunnen dienen als
zekerheidsrecht
Zakelijke rechten die strekken tot ter zekerheid van een vordering, zoals pand en hypotheek.
» Meer over zekerheidsrecht
zekerheid voor bijvoorbeeld een lening of andere vormen van financiering.
Met deze wetswijziging wordt de contractsvrijheid van partijen ingeperkt. Goederenrechtelijke bedingen die
overdracht
Overdracht is het overdragen van een recht (indien het een recht van eigendom betreft: in eigendom) aan een ander.
» Meer over overdracht
overdracht of verpanding uitsluiten, zijn ongeldig. Dat geldt evenzeer voor contractuele afspraken die een verpanding in de praktijk onmogelijk maken. Zo zijn ook boetebedingen, vervroegde-opeisbaarheids- of opzeggingsclausules die in werking treden bij cessie of verpanding van geldvorderingen vanaf 1 juli 2025 niet geldig. Zelfs een
geheimhoudingsbeding
Bepaling in een contract waarin partijen overeenkomen dat zij aan geheimhouding zijn gebonden ten aanzien van bepaalde informatie.
» Meer over geheimhoudingsbeding
geheimhoudingsbeding dat is bedoeld om verpanding te bemoeilijken, kan onder deze wet nietig zijn.
De wetswijziging ziet alleen op geldvorderingen op naam die voortkomen uit de normale beroeps- of bedrijfsuitoefening. Bepaalde geldvorderingen blijven buiten het bereik van de nieuwe wet, zoals vorderingen uit bankrekeningen, syndicaatleningen en G-rekeningen. Het is daarom raadzaam om zorgvuldig in kaart te brengen op welke vorderingen de nieuwe regeling wel en niet van toepassing is.
Een andere belangrijke verandering is het nieuwe schriftelijkheidsvereiste. Wordt een geldvordering overgedragen of verpand waarop een (inmiddels nietig) verbod rust, dan moet de mededeling aan de
debiteur
De schuldenaar, iemand die nog moet betalen voor een bepaald product of dienst.
» Meer over debiteur
debiteur schriftelijk plaatsvinden. Wordt dit nagelaten, dan heeft de cessie of verpanding geen rechtsgevolg. Dit detail kan in de financieringspraktijk verstrekkende gevolgen hebben.
Voor op 1 juli 2025 bestaande contracten geldt een overgangstermijn van drie maanden. Dit betekent dat een verpandingsverbod dat vóór 1 juli 2025 is overeengekomen, nog geldig is tot uiterlijk 1 oktober 2025. Daarna vervalt ook de werking van deze oudere bedingen. Dit biedt ondernemingen de mogelijkheid hun contracten en zekerheidsstructuur tijdig aan te passen.
Deze ontwikkeling kan gevolgen hebben voor uw positie als schuldeiser of debiteur. Voor leveranciers betekent dit vaak meer mogelijkheden om werkkapitaal aan te trekken. Voor afnemers houdt het in dat zij zich moeten voorbereiden op het voldoen van hun betalingsverplichtingen aan een derde partij aan wie de vordering is verpand.
De nieuwe wet biedt kansen voor ondernemingen die hun openstaande vorderingen willen inzetten om financiering aan te trekken. Wij adviseren u graag over de gevolgen van het vervallen van verpandingsverboden en kunnen uw bestaande contracten of algemene voorwaarden beoordelen.