3 min lezen

Bestuurder aansprakelijk na faillissement door kennelijk onbehoorlijk bestuur

NL

In een recente zaak die speelde voor het hof in Den Bosch kwam een groot aantal thema’s rond de bestuurdersaansprakelijkheid Een breed, algemeen begrip voor de aansprakelijkheid van de bestuurder van een rechtspersoon jegens ofwel die rechtspersoon of een of meer schuldeisers of andere belanghebbenden bij die rechtspersoon. De wet kent een aantal specifieke bepalingen over bestuurdersaansprakelijkheid.
» Meer over bestuurdersaansprakelijkheid
bestuurdersaansprakelijkheid
in faillissement aan de orde. Advocaat ondernemingsrecht Sjoerd Yntema bespreekt deze voor de praktijk boeiende zaak.

De feiten

De aandeel De gedeelten waarin het kapitaal van een BV of NV is verdeeld.
» Meer over aandeel
aandelen
van vennootschap INO waren voor 40% in handen van holding De hiërarchisch gezien hoogste vennootschap binnen een concern.
» Meer over holding
holding
Y. Deze holding was daarbij enig bestuurder van INO. Enig aandeelhouder en bestuurder van de holding is de heer Y. De holding had ook belangen in andere vennootschappen die zich allemaal bezighielden met design en technologie op het gebied van software. Ook bij deze vennootschappen was de holding bestuurder.

INO trad in projecten van deze vennootschappen op als projectcoördinator en verdeelde in die hoedanigheid subsidies van de Europese Commissie over de andere vennootschappen. Nadat bij audits onregelmatigheden met deze subsidies aan het licht kwamen, heeft de commissie een groot bedrag teruggevorderd, waardoor de INO op 15 oktober 2013 failliet is verklaard. De heer Y is strafrechtelijk veroordeeld voor zijn handelen.

Eerste aanleg

De curator Een door de rechtbank aangewezen persoon die is belast met het beheer en de beschikking over het vermogen van een gefailleerde.
» Meer over curator
curator
heeft Y en zijn holding aansprakelijk gesteld. De rechtbank heeft in eerste aanleg voor recht verklaard dat zij op grond van artikel 2:248 BW hoofdelijke aansprakelijkheid schuldenaren gezamenlijk aansprakelijk voor een en dezelfde schuld. Betaling van de een werkt bevrijdend voor de ander, jegens de schuldeiser.
» Meer over hoofdelijke aansprakelijkheid
hoofdelijk
aansprakelijk zijn voor het boedeltekort. Y en zijn holding zijn tegen het vonnis in hoger beroep Ons burgerlijk procesrecht kent het beginsel dat er onderzocht wordt in twee instanties: een ieder heeft het recht op een nieuwe behandeling van de zaak door een hogere rechter.
» Meer over hoger beroep
hoger beroep
gegaan.

Hoger beroep

Het hof is van oordeel dat de holding (en daarmee Y) als bestuurder niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen om de jaarrekeningen tijdig te publiceren (uit hoofde artikel 2:394 BW) en dat daarmee vast is komen te staan dat Y zijn taak als bestuurder kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld in de zin van artikel 2:248 lid 2 BW. Hiermee ontstaat tevens het bewijsvermoeden dat de onbehoorlijke taakvervulling (die dus vast is komen te staan) een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Het is dan aan de bestuurder om dit bewijsvermoeden te ontkrachten.

Bewijsvermoeden niet ontkracht

Volgens het hof is Y daar niet in geslaagd, nu niet is gebleken dat het administratiekantoor dat de boekhouding bijhield uit rancune de jaarstukken niet op tijd heeft gedeponeerd, zoals Y wel had gesteld. Publicatie blijft de verantwoordelijkheid van het bestuur, aldus het hof.

Holding Y is er daarbij niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat andere feiten en/of omstandigheden dan de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling als bestuurder een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest.

Kennelijk onbehoorlijk bestuur

Het hof oordeelt dat de holding heeft toegelaten dat Y forse bedragen aan INO heeft onttrokken en dat geen redelijk denkend bestuurder dit zou hebben toegestaan. Dit klemt volgens het hof te meer in de situatie dat INO de liquide middelen dringend nodig had voor haar bedrijfsvoering. Het hof neemt daarom aan dat dit mede een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest, waardoor sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur op grond van artikel 2:248 lid 1 BW.

Het hof ziet tot slot geen gronden voor matiging als bedoeld in artikel 2:248 lid 5 en komt tot de slotsom dat het bestreden vonnis wordt bekrachtigd.

Conclusie

Hoewel de uitkomst van deze procedure zuur is voor indirect bestuurder Y, laat deze uitspraak mooi de dynamiek van de bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement zien. De advocaten van AMS Advocaten treden op als curator in faillissementen, maar staan ook bestuurders bij die worden aangesproken voor het boedeltekort in het faillissement.

Sjoerd Yntema

Sjoerd Yntema

Sjoerd is sinds september 2019 verbonden aan AMS Advocaten. Hij adviseert en procedeert voornamelijk op de rechtsgebieden ondernemingsrecht en algemeen verbintenissenrecht. Volg Sjoerd op LinkedIn.

Ravel Residence