oneerlijke handelspraktijk
In 2008 werd de Europese Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken geïmplementeerd. Er werden een aantal nieuwe wetsartikelen, artt. 6:193a e.v., aan het Burgerlijk Wetboek toegevoegd. Deze bepalingen strekken ertoe de consument te beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken en om concurrentievervalsing hierdoor te voorkomen.
Een handelspraktijk is oneerlijk indien een handelaar handelt in strijd met de vereisten van professionele toewijzing, en het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt of kan worden beperkt, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen. Een handelaar die een oneerlijke handelspraktijk verricht, handelt onrechtmatig jegens een consument.
Misleidende reclame
Een voorbeelden van oneerlijke handelspraktijk zijn misleidende reclame (informatie die feitelijk onjuist of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden), misleidende omissie (weglating van essentiële informatie) en agressieve handelspraktijk (bv. consument onder druk zetten een overeenkomst te sluiten).
Overigens is benadrukt dat de gangbare en rechtmatige reclamepraktijk waarbij overdreven uitspraken worden gedaan of uitspraken die niet letterlijk dienen te worden genomen, een reclame niet op zich niet oneerlijk maken.
Artikelen oneerlijke handelspraktijken
De artikelen boeken enkel bescherming aan consumenten. Oneerlijke handelspraktijken tussen ondernemingen vallen buiten bereik van de artikelen. Concurrenten kunnen bij misleidende reclame een beroep doen op artikel 6:194 BW