Overeenkomsten kunnen doorgaans worden ontbonden op grond van dwaling. Dwaling is een onjuiste voorstelling van zaken waarbij – als er sprake zou zijn geweest van een juiste voorstelling van zaken – de overeenkomst niet gesloten zou zijn. Maar als er sprake is van een vaststellingsovereenkomst moeten rechters zich terughoudend opstellen bij een verzoek om vernietiging op grond van dwaling. De aard van een vaststellingsovereenkomst, het definitief beslechten van een geschil, staat een beroep op dwaling in beginsel in de weg.
Er zijn echter omstandigheden denkbaar waarbij een beroep op dwaling slaagt en de vaststellingsovereenkomst wel ontbonden wordt. Dat is bijvoorbeeld het geval als door de wederpartij bewust foutieve mededelingen zijn gedaan, cruciale informatie is achtergehouden of als de wederpartij op een andere manier betrokken is bij de dwaling. Niet vereist is dat hij zelf direct de foutieve inlichtingen heeft verstrekt. In ieder geval zal hem wel een verwijt gemaakt moeten kunnen worden. In dergelijke gevallen kan de vaststellingsovereenkomst toch ontbonden worden op grond van dwaling.
Een andere grond voor ontbinding van een vaststellingsovereenkomst is wanprestatie. Als de vaststellingsovereenkomst niet wordt nagekomen, is dat een grond voor de wederpartij om onder de overeenkomst uit te komen. Het gevolg is dan wel dat over het geschil dat met de vaststellingsovereenkomst werd beslecht, weer opnieuw in volle omvang onderhandeld of geprocedeerd zal moeten worden.