Tot de taak van de curator behoort ook het uitvoeren van het zogeheten rechtmatigheidsonderzoek. In het kader daarvan gaat de curator onder meer na of sprake is geweest van van paulianeuze (benadelende) transacties voor het faillissement. Ook onderzoekt de curator altijd of sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid.
Artikel 2:248 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de curator het bestuur aansprakelijk kan stellen om alle schulden van het bedrijf te betalen als sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur (lees: wanbeleid) en als aannemelijk is geworden dat het faillissement hierdoor is veroorzaakt.
De wet geeft de curator een belangrijke voorsprong als het bestuur een potje heeft gemaakt van de administratie of de jaarstukken niet op tijd heeft gedeponeerd: in dat geval staat vast dat sprake is van wanbeleid, en moet de advocaat van de bestuurder aannemelijk maken dat dit niet de oorzaak was van het faillissement. In de praktijk komt het dan ook nogal eens voor dat bestuurders door curatoren worden aangesproken als niet aan de administratieplicht of publicatieplicht is voldaan. Dat gebeurt soms zelfs terwijl soms helemaal niet aannemelijk is dat het faillissement daardoor veroorzaakt. Het is dan ook belangrijk dat het bestuur zorgt dat de jaarstukken kloppen en tijdig worden gedeponeerd, en dat er een deugdelijke administratie wordt gevoerd.
De bestuurder van een BV (en van andere rechtspersonen) is verplicht een deugdelijke administratie bij te houden. Dit wordt de administratieplicht genoemd. De administratie moet zo zijn ingericht dat het bestuur op eenvoudige wijze inzage heeft in de rechten en plichten van de BV. De wet schrijft niet precies voor hoe een administratie moet worden gevoerd. Dat kan onder meer afhangen van de aard en omvang van de onderneming en van de belangen van betrokkenen. Van een bank zal immers een hogere mate van precisie worden verwacht van een eenvoudige onderneming als een broodjeszaak. Het is in elk geval raadzaam alle contracten en facturen toegankelijk te bewaren en ervoor te zorgen dat alle betalingen snel in een boekhoudsysteem worden verwerkt.
De wet bepaalt dat (het bestuur van) de rechtspersoon uiterlijk dertien maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening moet hebben openbaar gemaakt. Een BV moet jaarlijks – in principe uiterlijk vijf maanden na het einde van het boekjaar – de jaarrekening opmaken. Deze jaarrekening moet uiteraard een juist beeld geven van de financiële positie van de onderneming. Kleinere en middelgrote bedrijven kunnen in veel gevallen volstaan met publicatie van een verkorte balans en winst- en verliesrekening.
De faillissementsrecht advocaten van advocatenkantoor AMS hebben – als advocaat van bestuurders, maar ook in de rol van curator – een ruime ervaring op het gebied van bestuurdersaansprakelijkheid. Ook is hun praktijkervaring als curator buitengewoon waardevol in het kunnen inschatten van de procesrisico’s. Ook kunnen onze advocaten u bijstaan in een procedure tegen de curator.