Na de laatste proceshandeling bepaalt de rechter binnen welke termijn uitspraak wordt gedaan. De rechtbank streeft er vaak naar om binnen zes weken een vonnis te wijzen, maar in de praktijk kan deze termijn worden verlengd. Het uitstellen van een vonnis wordt ook wel het aanhouden van een procedure genoemd.
In sommige gevallen kan een zaak eindigen zonder dat er een rechterlijke uitspraak wordt gedaan, bijvoorbeeld:
Wanneer partijen een schikking treffen (bijvoorbeeld ter zitting), kan de rechter de gemaakte afspraken vastleggen in een proces-verbaal, indien partijen dit wensen. Het vastleggen van de afspraken in een proces-verbaal door de rechtbank, levert een executoriale titel op. Dit zorgt ervoor dat de afspraken ook direct voor executie vatbaar zijn. Met andere woorden, wat in een proces-verbaal is opgenomen ten aanzien van de schikking heeft net zoveel kracht als het vonnis van de rechtbank.
Aan het einde van de zitting maakt de rechter bekend wanneer het vonnis zal volgen. Dit vonnis wordt per post aan de advocaten van beide partijen gestuurd (en is dus meestal pas in het bezit van de advocaat op de dag na de aangekondigde datum van de uitspraak). Tegenwoordig worden (bijna) alle vonnissen ook openbaar gemaakt middels publicatie op rechtspraak.nl. Dit gebeurt in de regel – indien het om natuurlijke personen gaat – geanonimiseerd. De namen van bedrijven worden doorgaans wel genoemd, tenzij er redenen zijn om dit niet te doen of het verzoek daartoe van een van de procespartijen is gehonoreerd. Achteraf kan ook worden verzocht om het gepubliceerde vonnis te anonimiseren.
In het vonnis legt de rechter uit waarom hij tot zijn beslissing is gekomen, en of hij de vordering van de eiser toewijst of afwijst. De motivering van deze beslissing wordt in het vonnis uiteengezet.
Daarnaast kan de rechter bepalen dat het vonnis “uitvoerbaar bij voorraad” is. Dit betekent dat de uitspraak direct ten uitvoer kan worden gelegd (bijvoorbeeld middels beslaglegging), ook als er nog een hoger beroep of een ander rechtsmiddel kan worden ingesteld. De partij die in het ongelijk is gesteld, moet dan direct voldoen aan de uitspraak, en een eventuele nieuwe beoordeling van de zaak in een hoger beroep hoeft dus niet te worden afgewacht.
De rechter kan oordelen dat de partij die in het ongelijk is gesteld, een deel van de proceskosten van de andere partij moet dragen. Dit betekent bijvoorbeeld dat de partij die ongelijk krijgt, vaak wordt veroordeeld om het door de wederpartij betaalde griffierecht te vergoeden. Daarnaast wordt een deel van de advocaatkosten van de wederpartij vergoed.
De vergoeding van de advocaatkosten gebeurt op basis van een puntensysteem. Hoe meer handelingen de procedure vergt, zoals het indienen van aktes of bijwonen van zittingen, hoe meer punten worden toegekend. Elk punt vertegenwoordigt een vast bedrag. De uiteindelijke vergoeding van de advocaatkosten is dus een forfaitair bedrag en hoeft niet de daadwerkelijke kosten van de advocaat te dekken. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan de rechter beslissen dat de volledige werkelijke advocaatkosten worden vergoed.