Hoge Raad: vordering van curator op bestuurder verjaard

Hidde Reitsma Hidde Reitsma 13 juni 2012 5 min

Op 4 mei jl. wees de Hoge Raad een interessant arrest over bestuurdersaansprakelijkheid, regres en de verjaring van vorderingen van een B.V. op haar bestuur. Uiteindelijk bleek in dit geval de vordering van de curator op de bestuurder te zijn verjaard. Advocaat ondernemingsrecht Hidde Reitsma legt uit.

Dagvaarding wegens onrechtmatig handelen

De casus is als volgt. In 1994 zijn een B.V. en haar bestuurder door (de advocaat van) een derde partij gedagvaard wegens onrechtmatig handelen door die B.V. en die bestuurder. In 2001 besliste de rechtbank in een tussenvonnis dat zowel de bestuurder als de B.V. onrechtmatig hadden gehandeld: de bestuurder had een concurrentiebeding en geheimhoudingsbeding geschonden en daarna onrechtmatig gehandeld, en de B.V. had op haar beurt onrechtmatig gehandeld door van de bestuurders onrechtmatige daad te profiteren.

Rechtbank: BV en bestuurder hoofdelijk aansprakelijk

In januari 2002 veroordeelde de rechtbank de B.V. en de bestuurder hoofdelijk tot schadevergoeding. Dat vonnis is onherroepelijk geworden. Kort na dit vonnis heeft de B.V. haar activa verkocht; met de opbrengst daarvan heeft de B.V. ca. 90% van de toegewezen schadevergoeding voldaan. In augustus 2002 ging de B.V. failliet. Onduidelijk blijft of de bestuurder zich in de tussentijd – bijvoorbeeld op het moment dat de B.V. failliet ging – als bestuurder heeft laten uitschrijven.

Curator dagvaardt bestuurder bijna 5 jaar later

In elk geval heeft de curator pas na bijna 5 jaar – in juni 2007 – de bestuurder gedagvaard. Hij stelde de bestuurder aansprakelijk voor het boedeltekort op grond van artikel 2:248 BW, omdat sprake zou zijn van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Subsidiair stelde de curator dat de bestuurder zijn taak onbehoorlijk had vervuld als bedoeld in artikel 2:9 BW. Tenslotte stelde de curator dat, nu de B.V. en de bestuurder hoofdelijk waren veroordeeld tot schadevergoeding, maar de B.V. daarvan 90% voor haar rekening had genomen, de B.V. boven haar draagplicht had voldaan, en daarom nog een vordering had tot vergoeding van hetgeen zij boven haar draagplicht voldeed (een regresvordering, als bedoeld in artikel 6:10 lid 2 BW).

Vorderingen curator afgewezen wegens verjaring

De rechtbank en het hof wezen de vorderingen af. De primaire vordering, wegens (faillissements)bestuurdersaansprakelijkheid is kennelijk op inhoudelijke gronden afgewezen, want die vordering kon nog niet zijn verjaard: de vordering was immers ingesteld binnen 5 jaar na de datum van het faillissement. Rechtbank en hof oordeelden dat de subsidiaire vorderingen (ex: 2:9 BW en 6:10 BW) wel waren verjaard, en wezen de vorderingen van de curator af. De Hoge Raad liet dit oordeel in stand.

Aanvang verjaringstermijn regresvordering

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verjaringstermijn van zowel de vorderingen ex 2:9 BW en 6:10 BW verband hielden met de procedure die al in 1994 was ingesteld. De B.V. had, op het moment dat zij in die procedure werd betrokken, reeds wetenschap van feiten waaruit de schade voor haar voortvloeide (namelijk: haar (mogelijke) hoofdelijke aansprakelijkheid) vanwege het handelen van de bestuurder. Voor het aanvangen van de verjaringstermijn is voldoende dat twee partijen in rechten worden betrokken en daarbij hoofdelijk aansprakelijk worden gehouden, en daardoor bekent worden met feit waaruit de schade kan voortvloeien. Omdat het nog onzeker is of de rechter de vordering zal toewijzen, en hoe hoog de schade is, doet niet ter zake. De verjaringstermijn was dus in 1994 gaan lopen, en het hof meende dat de verjaringstermijn in dit geval was verstreken. Daarbij is iets opmerkelijks aan de hand.

Verlenging verjaringstermijn tussen B.V. en bestuurder

Artikel 3:321 lid 1 aanhef en sub d BW, in verband met artikel 3:320 BW bepalen namelijk dat sprake is van een verlenging van de verjaringstermijn tussen de rechtspersoon (de B.V.) en haar bestuurders. Met andere woorden: zolang een persoon (statutair) bestuurder van een rechtspersoon is, verjaren vorderingen van die rechtspersoon op de bestuurder niet. Indien de verjaringstermijn zou verstrijken gedurende het bestaan van die verlengingsgrond, wordt de verjaringstermijn verlengd totdat zes maanden zijn verstreken nadat de verleningsgrond is komen te vervallen. Met andere woorden: de vordering van de BV op de bestuurder kon alleen maar verjaard zijn als de bestuurder al was teruggetreden. Pas zes maanden daarna verstrijkt de verjaringstermijn  (als die zonder het bestaan van de verlengingsgrond al was verstreken). Het opmerkelijke is dat uit de casus niet blijft of dat was, en zo ja, wanneer hij dan is teruggetreden. Het faillissement zelf heeft immers niet tot gevolg dat het bestuurder van een B.V. aftreedt. Dat moet het bestuur nog altijd afzonderlijk doen (maar in de praktijk gebeurt dit niet).

Bestuurder kan zich na faillissement uitschrijven

In dit verband kan het dus raadzaam zijn dat de bestuurder van een BV zich laat uitschrijven op het moment van het faillissement. Zolang hij dat niet doet blijft de verlengingsgrond immers van kracht, en kan een vordering van de BV op hem niet verjaren, ook niet als het faillissement wordt uitgesproken. Pas de bestuurder terugtreedt, kan de verjaringstermijn gaan lopen. De curator moet dan dus snel in actie komen om de bestuurder alsnog aansprakelijk te stellen, anders verjaart de vordering.

Advocaat bestuurdersaansprakelijkheid

AMS Advocaten is een advocatenkantoor gespecialiseerd in bestuurdersaansprakelijkheid en ondernemingsrecht.