Schending boekhoudplicht: bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement
Wanneer een BV failliet gaat, kan de bestuurder aansprakelijk worden gehouden voor alle schulden van het faillissement. Er moet dan sprake zijn van onbehoorlijk bestuur. De curator onderzoekt dit standaard en zal zo nodig een procedure tegen de betreffende bestuurder instellen. Aan de hand van een recente uitspraak van het gerechtshof legt advocaat insolventierecht Sander Schouten uit hoe zo een procedure in zijn werk gaat.
Bestuurders schenden wettelijke boekhoudplicht
In deze zaak hadden de bestuurders van een failliete onderneming niet aan hun boekhoudplicht voldaan. In de wet is vastgelegd dat het schenden van de boekhoudplicht wordt aangemerkt als onbehoorlijk bestuur. Als een bedrijf failliet gaat wordt dit kennelijke onbehoorlijke bestuur vermoed een belangrijke oorzaak voor het faillissement te zijn. Op grond van bestuurdersaansprakelijkheid kan de curator vervolgens de schulden proberen te verhalen op de bestuurders.
Vermoeden onbehoorlijk bestuur: tegenbewijs
In de procedure die de curator tegen de bestuurders had aangespannen werden de bestuurders toegelaten om te bewijzen dat er andere oorzaken voor het faillissement waren dan het onbehoorlijke bestuur. De bestuurders kregen aldus de gelegenheid het wettelijke bewijsvermoeden te ontzenuwen. De bestuurders voerden aan dat het faillissement het gevolg was van een aantal factoren. Onder andere de toename van concurrentie door Oost-Europese bedrijven en een verlies op een groot project, waren debet aan het faillissement. Het hof vindt echter niet dat de bestuurders aannemelijk hebben gemaakt dat deze factoren een belangrijke oorzaak waren. De bestuurders zijn er dus niet in geslaagd tegenbewijs te leveren.
Matiging bij geringe ernst onbehoorlijk bestuur
Vervolgens deden de bestuurders een beroep op matiging. Zij stelden dat het schenden van een “lichte norm” zoals de boekhoudplicht niet in verhouding staat tot de verregaande consequenties, te weten algehele aansprakelijkheid voor de schulden van het faillissement. Het hof overweegt dat de bestuurders miskennen dat het schenden van de boekhoudplicht met zich meebrengt dat de bestuurders de rechtspersoon over de gehele linie onbehoorlijk hebben bestuurd. Niet alleen ten aanzien van hun administratieve taken. Het is dit onbehoorlijk bestuur over de gehele linie dat wordt vermoed de oorzaak van het faillissement te zijn. Bij gebreke van deugdelijk tegenbewijs, is het hof niet eens met de bestuurders dat het met de ernst van het onbehoorlijk bestuur “wel meevalt”. Er is dus geen plaats voor matiging.
Advocaat bij bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement
De rechter kan het bedrag waarvoor bestuurders aansprakelijk zijn matigen als hem dit bedrag bovenmatig voorkomt. Hierbij worden de aard en de ernst van de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur, de andere oorzaken van het faillissement en de wijze waarop dit is afgewikkeld afgewogen. Ook kan de rechter bepalen dat voor een afzonderlijke bestuurder matiging redelijk is gelet op zijn (beperkte) aandeel in het onbehoorlijk bestuur.