Spoedeisend belang bij vordering geldsom in kort geding: zo zit het!

Sander Schouten Sander Schouten 3 oktober 2019 3 min

Een werkgever vordert in een (incasso) kort geding een voorschot op de schade die een ex-boekhouder heeft veroorzaakt. De voorzieningenrechter wijst de vordering af wegens gebrek aan spoedeisend belang. De werkgever gaat in hoger beroep. Hoe oordeelt het hof over het betalen van een voorschot op geleden schade? Advocaat Sander Schouten bespreekt het arrest.

Verduistering door boekhouder

In deze zaak speelde het volgende: boekhouder X verzorgde tussen 2000 en 2018 de boekhouding van de werkgever. Bij de uitoefening van deze werkzaamheden is een bedrag van ruim € 400.000 verduisterd. X erkent dat hij in ieder geval € 100.000 van werkgever heeft verduisterd. De werkgever legt conservatoir beslag en start een bodemprocedure. Ook start zij een incasso kort geding. Hierin vordert zij alvast betaling van € 100.000 (het door de boekhouder erkende bedrag) als voorschot op de door haar geleden schade als gevolg van de verduistering.

Geldvordering in kort geding – criteria

Bij toewijzing van een geldvordering in een kort geding is terughoudendheid op zijn plaats. Maar deze kan wel degelijk worden toegewezen. De vordering moet dan wel aan een aantal criteria voldoen.

Vordering voldoende aannemelijk

Zo moet de vordering voldoende aannemelijk zijn. Hij moet dus bestaan. In een kort geding is geen plaats voor een uitgebreide bewijslevering. Als de gedaagde een goed onderbouwd verweer tegen de vordering heeft, wordt toewijzing in kort geding al meteen lastig.

Spoedeisend belang 

Dat geldt ook voor het volgende criterium: er moet een spoedeisend belang zijn. De eiser moet met feiten en omstandigheden aantonen dat hij niet kan wachten op een vonnis in een gewone bodemzaak. Een onderneming die in financiële nood verkeert, heeft een spoedeisend belang bij betaling.

Restitutierisico

Tot slot: het restitutierisico. Oftewel het risico dat de gedaagde loopt dat de eiser het betaalde bedrag niet kan terugbetalen in het geval de gedaagde alsnog gelijk krijgt. Als het restitutierisico (te) groot is, dan kan dit reden zijn voor de rechter om de vordering in kort geding af te wijzen.

Voorzieningenrechter: geen spoedeisend belang

De voorzieningenrechter wees de vordering van de werkgever af. Ook al was de vordering aannemelijk en was er een gering restitutierisico, een spoedeisend belang ontbrak volgens de rechter. De vordering kan zij volgens de rechter via een bodemzaak − die de werkgever al heeft aangespannen − innen.

Hoger beroep: wel spoedeisend belang

De werkgever gaat tegen dit oordeel in hoger beroep. Het hof oordeelt met betrekking tot het spoedeisend belang − anders dan de rechter in eerste aanleg − dat van de werkgever niet kan worden gevergd dat zij de bodemprocedure afwacht. Het hof wijst erop dat de werkgever in overleg met de boekhouder op een lange termijn heeft gedagvaard om partijen in staat te stellen te onderhandelen over een schikking. Deze onderhandelingen zijn echter op niets uitgelopen en inmiddels beëindigd. Het vonnis kan dus niet in stand blijven en de werkgever krijgt alsnog waar zij al eerder om had gevraagd: een uitspraak van de rechter waarmee zij alvast een deel van haar vordering kan innen.