Netherlands Commercial Court: COVID-19 rechtvaardigt wijziging miljoenencontract niet

Thomas van Vugt Thomas van Vugt 12 juni 2020 4 min

De (relatief) nieuwe Netherlands Commercial Court (NCC) deed onlangs in een kort geding een interessante uitspraak. In het vonnis kwam de vraag aan de orde of een contractspartij met een beroep op onvoorziene omstandigheden onder de verplichting uit kon komen om een fee van € 30 miljoen te betalen aan de wederpartij. Advocaat contractenrecht Thomas van Vugt bespreekt de zaak.

Letter of Intent; verkoop aandelen

In deze zaak speelde het volgende: verkoper en koper hebben eind 2019 een Letter of Intent (LOI) gesloten met betrekking tot de aankoop van aandelen. Hierin hebben zij de intentie vastgelegd om 50% van de aandelen van de verkoper in een onderneming in de paardensport over te dragen aan de koper voor een bedrag van € 169 miljoen. In de LOI is voorts expliciet bepaald dat het ieder van partijen vrijstaat uiterlijk vóór 2 maart 2020 weg te lopen van de deal. In dat geval is de “weglopende” partij een fee van € 30 miljoen aan de ander verschuldigd.

Beroep op onvoorziene omstandigheden

Koper gaat uiteindelijk niet over tot het tekenen van de finale contracten. Verkoper vordert in kort geding bij de NCC (welk gerecht in de LOI als bevoegde instantie is aangewezen) betaling van de vergoeding. Koper stelt echter dat de LOI op het punt van de vergoeding niet in stand kan blijven. Er zou sprake zijn van onvoorziene omstandigheden, namelijk de huidige COVID-19-crisis.

Rechter terughoudend bij eenzijdige contractswijziging

Op grond van artikel 6:258 BW kan een rechter een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden. De omstandigheden moeten wel van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. De NCC stelt voorop dat een rechter zich terughoudend moet opstellen bij eenzijdige wijzigingen van een contract op grond van artikel 6:258 BW. In principe moet een contract gewoon worden nageleefd, partijautonomie staat hierbij voorop.

Uitzonderlijke situaties

Rechterlijk ingrijpen kan alleen in zeer uitzonderlijke situaties. De NCC noemt een aantal voorbeelden van dergelijke situaties:

  • als er sprake is van een ernstige verstoring in het evenwicht tussen de contractuele verplichtingen van de partijen;
  • als het nut van het contract verloren is gegaan omdat het doel van de partijen onbereikbaar is geworden;
  • als nakoming extreem nadelig is geworden voor een van de partijen.

Ratio verplichting betaling fee

De NCC onderzoekt allereerst wat de ratio is van de overeengekomen fee. Het is geen boete maar een sterke prikkel waarmee partijen commitment naar elkaar uitspreken. De hoogte van de vergoeding was dusdanig dat partijen alleen in zeer uitzonderlijke situaties zouden willen weglopen. De situatie zou zwaarder moeten wegen voor de weglopende partij dan het betalen van de fee. Bijvoorbeeld als de waarde van de onderneming substantieel keldert, waardoor de koper van de deal af wil of als de verkoper een partij vindt die veel meer wil betalen voor de aandelen. In die gevallen zal de weglopende partij liever de fee betalen dan de deal nakomen.

Waardedaling coronavirus

In dit geval is de onderneming (al dan niet aanzienlijk) in waarde gedaald door de coronacrisis. Hierdoor wil de koper alsnog van de deal af. Juist voor deze uitzonderlijke situatie is deze escape-clausule (met fee) bedoeld. De NCC stelt dat als de financiële gezondheid van de onderneming echt zo slecht is als de koper stelt, de fee een snelle en makkelijke wijze is om onder de betaling van de koopprijs van € 169 miljoen (voor mogelijke waardeloze aandelen) uit te komen.

Beroep op onvoorziene omstandigheden afgewezen

Kortom: de coronacrisis zou aan te merken kunnen zijn als een onvoorziene omstandigheid, maar is niet van dien aard dat de eiser naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de fee-verplichting mag verwachten. De bedoeling van de vergoeding was om partijen aan te sporen om de koop uit te voeren en om de risico’s tussen hen te verdelen.  De NCC wijst de verkoper in dit geval dus in het gelijk.