Uit een recente uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland volgt dat een klager binnen bekwame tijd moet klagen, ook als het aankomt op een vordering uit hoofde van aansprakelijkheid van de bestuurder jegens de rechtspersoon ex artikel 2:9 BW. Advocaat verbintenissenrecht Sander Schouten legt uit.
Verrijking ten koste van vennootschap
In een recente procedure voor de rechtbank Midden-Nederland stelde een broer verschillende vorderingen uit hoofde van onder meer artikel 2:9 BW in tegen zijn vader en broer waarmee hij jarenlang een aannemingsbedrijf runde. Het verwijt bestond onder meer uit verschillende transacties die door de jaren heen waren uitgevoerd binnen het bedrijf, waarmee vader en broer zich zouden hebben verrijkt ten koste van de vennootschap, die uiteindelijk het eigen faillissement moest aanvragen. Eiser kocht en kreeg de vorderingen gecedeerd uit het faillissement en startte en procedure.
Niet binnen bekwame tijd geprotesteerd
Gedaagden ontkennen dat sprake was van verrijking en verweren zich door onder meer te stellen dat de vorderingen van eiser afstuiten op grond van de klachtplicht ex artikel 6:89 BW. Deze klachtplicht houdt kortgezegd in dat een schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar heeft geprotesteerd.
Klachtplicht: tijdig klagen
De rechtbank overweegt dat de klachtplicht van toepassing is op alle verbintenissen. Ook een vordering op grond van artikel 2:9 BW is gegrond op een verbintenis, namelijk de verbintenis tussen de bestuurders en de vennootschap. Dit maakt dat de klachtplicht ook op dit artikel van toepassing is. Voor de beoordeling of er tijdig is geklaagd, dienen alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen.
Vorderingen stuiten af op klachttermijn
In deze zaak nam de rechtbank om die reden alle punten door in een door eiser opgesteld schaderapport en kwam tot de conclusie dat op een na alle vorderingen afstuitten op de klachttermijn. Veelal werden handelingen van meerdere jaren terug naar voren gehaald waarover niet eerder was geklaagd. Enkel van een recente verbouwing bij een van de bestuurders waarbij niet alle uren door de vennootschap in rekening waren gebracht werd geoordeeld dat tijdig was geklaagd. Van deze handeling viel een ernstig verwijt te maken.
Complex van verwijten van kleinere aard
De rechtbank overwoog nog wel dat indien blijkt van een samenhangende reeks van handelingen die duidt op het stelselmatig tekort doen van de vennootschap door de bestuurders, waarbij iedere afzonderlijke handeling weinig opvalt en niet tot direct ingrijpen uitnodigt, een langere periode om klachten hieromtrent kenbaar te maken gerechtvaardigd kan zijn. Hiervan was in deze zaak echter geen sprake.
Advocaat bij klachtplicht en bestuurdersaansprakelijkheid
AMS Advocaten heeft veel ervaring in het adviseren en procederen over (interne) bestuurdersaansprakelijkheid. Heeft u vragen over de aansprakelijkstelling van een bestuurder, neem dan contact met ons op.