Inzage bewijsstukken: “fishing expedition” niet toegestaan door rechter

Sander Schouten Sander Schouten 4 juni 2013 3 min

Een procespartij kan voorafgaand aan of gedurende een procedure inzage vorderen in bewijsstukken die in handen zijn van de wederpartij. Maar dan moet de eisende partij wel een rechtmatig belang hebben. Een vermoeden van onrechtmatig handelen is niet voldoende: er moet een concreet  belang worden gesteld. Hengelen” naar eventueel belastende informatie bij de wederpartij wordt niet toegestaan. Advocaat verbintenissenrecht Sander Schouten bespreekt een recente uitspraak over een zogenaamde fishing expedition.

Schending concurrentiebeding ex-bestuurder BV

Een vennootschap had één van haar voormalige bestuurders gedagvaard die eerder bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders was ontslagen. De vennootschap was van mening dat de bestuurder na haar ontslag samen met derden concurrerende activiteiten is gaan ontplooien en gebruik zou maken van de kennis en relaties die de bestuurder bij de vennootschap heeft opgedaan. Dit is in strijd met het concurrentiebeding en relatiebeding zoals opgenomen in de aandeelhoudersovereenkomst.

Incidentele vordering tot inzage bewijsstukken

De vennootschap begon een bodemprocedure (de hoofdzaak) waarin zij een verklaring voor recht vorderde dat de bestuurder onrechtmatig had gehandeld. Tevens vorderde zij een boete in verband met de overtreding van het non-concurrentiebeding. In een incidentele vordering (meestal een vordering over een processueel onderwerp, die voorafgaand aan de hoofdzaak wordt behandeld) vorderde de vennootschap inzage in de stukken die de bestuurder in zijn bezit had.

Rechter: vermoedens onvoldoende voor toewijzing

De rechter die het incident behandelt, stelt voorop dat voor toewijzing van de vordering de vennootschap een rechtmatig belang moet hebben. Dit is niet aangetoond. Er is slechts sprake van vermoedens (van onrechtmatig handelen) maar die zijn onvoldoende om een rechtmatig belang aan te nemen. Kort gezegd dient het verzoek er volgens de rechter enkel toe het mogelijk te maken voor de vennootschap om te onderzoeken of en in welke mate de bestuurder concurrerende activiteiten ontplooit. De rechter vindt toewijzing in dit stadium van de procedure (de hoofdzaak is nog niet begonnen) te verstrekkend en zou dan enkel en alleen dienen als fishing expedition. Bovendien zijn er andere wegen om bewijs te vergaren waarmee de stelling van de vennootschap dat de bestuurder onrechtmatig handelt, kan worden onderbouwd. De vordering wordt afgewezen.

Exhibitieplicht ex artikel 843a Rechtsvordering

In sommige procedures ben je afhankelijk van stukken die in het bezit zijn van de wederpartij om een feit, bijvoorbeeld dat iemand een concurrentiebeding heeft geschonden, te bewijzen. In zulke gevallen biedt de wet uitkomst. Artikel 843a Wetboek van Rechtsvordering regelt de zogenaamde exhibitieplicht. Op grond van dit artikel kan een partij een rechter verzoeken om de wederpartij te verplichten tot het geven van inzage, een afschrift of een uittreksel van (digitale) documenten. De exhibitieplicht mag natuurlijk niet worden gebruikt om bedrijfsgeheimen en andere niet openbare informatie (van bv. een concurrent) in te zien. Als de rechter vermoedt dat de eisende partij “aan het hengelen is” (stukken enkel wil inzien in de hoop belastende informatie aan te treffen) wordt dit ook wel een fishing expedition genoemd. En dit wordt in praktijk, zoals blijkt uit deze uitspraak, direct afgestraft.