Tussen de franchisegever en de franchisenemer van een wasstraat in Amsterdam ontstaat ruzie als de franchisevergoeding niet meer wordt betaald. De franchisegever ontbindt de overeenkomst maar in het kort geding dat daarop volgt blijkt plotseling dat er sprake is van een huurovereenkomst. Welke spelregels gelden er precies tussen deze ruziemakers? Advocaat Thomas van Vugt, gespecialiseerd in huurrecht bedrijfsruimte en franchise, bespreekt het vonnis.
Toestemming franchisegever nodig
De wasstraat in kwestie trekt te weinig klanten en franchisenemer ASPÉ besluit daarom om de prijzen voor een wasbeurt te verlagen. Maar dat mag mag niet zomaar volgens de franchiseovereenkomst. Hiervoor is eerst toestemming van de franchisegever (IPIC) nodig.
Franchise advocaat start kort geding
IPIC neemt een advocaat in de armen sommeert ASPÉ om de verschuldigde franchisevergoeding, die inmiddels is opgelopen tot meer dan 100.000 euro, zo spoedig mogelijk te betalen. Blijft betaling uit, dan zal IPIC de franchiseovereenkomst ontbinden, zo kondigt de franchise advocaat van IPIC aan. Maar ASPÉ voldoet niet aan deze sommatie en IPIC besluit om het heft in eigen handen te nemen: zij betreedt de wasstraat, verandert de sloten en verwijdert de computerprogramma’s als gevolg waarvan ASPÉ de wasstraat niet meer kan exploiteren. ASPÉ start direct een kort geding op en vordert toegang tot de wasstraat, teruggave van de computerprogramma’s en overhandiging van de sleutels van de nieuwe sloten.
Huurrelatie wegens gebruiksvergoeding gebouw
De voorzieningenrechter vindt dat er sprake is van een huurovereenkomst omdat er niet slechts apparatuur wordt verhuurd maar ook een gebouw. IPIC heeft ter zitting ook erkend dat in de franchisevergoeding ook een bedrag is inbegrepen voor het gebruik van het gebouw. Ondanks het feit dat franchisegever en franchisenemer het huurkarakter van de overeenkomst niet hebben onderkend is er toch sprake van een huurrelatie. Dat partijen de overeenkomst ‘franchiseovereenkomst‘ hebben genoemd maakt dat niet anders. Het is vaste rechtspraak dat de naam die partijen aan een overeenkomst geven niet bepalend is voor de juridische kwalificatie ervan.
Huurovereenkomst niet buitenrechtelijk te ontbinden
De constatering van de voorzieningenrechter dat er ook sprake is van een huurrelatie, is belangrijk. Een huurovereenkomst middenstandsbedrijfsruimte kan namelijk niet buitengerechtelijk worden ontbonden, omdat de huurder bescherming geniet. Zo’n ontbinding mag slechts door de rechter worden uitgesproken.
Alle regels naast elkaar van toepassing
Als een overeenkomst voldoet aan de omschrijving van twee (of meer) door de wet geregelde overeenkomsten (in dit geval dus de huurovereenkomst en de franchiseovereenkomst), dan zijn de voor die overeenkomsten gegeven regels naast elkaar op de betreffende overeenkomst van toepassing. Dat staat in de wet. Ondanks het feit dat sprake is van franchise zijn de wettelijke bepalingen omtrent huur en huurbescherming dus ook van toepassing.
Rechter koppelt dwangsom aan veroordeling
De rechter wijst de vordering van de advocaat van de franchisenemer dan ook toe en veroordeelt IPIC de wasstraat binnen twee dagen na betekening van het vonnis weer ter vrije beschikking te stellen van ASPÉ met de overhandiging van de sleutels en de programma’s voor de wascomputer, en wel op straffe van een dwangsom van 2.000 euro per dag met een maximum van 250.000 euro.