Hoe verloopt een bodemprocedure bij de sector civiel van de rechtbank?

Thomas van Vugt Thomas van Vugt 10 april 2019 5 min

Elke procedure is anders. Zo verloopt een kort geding anders dan een bodemprocedure, en is een bodemprocedure bij de kamer voor kantonzaken weer anders dan bij de sector civiel. Advocaat procesrecht Thomas van Vugt legt in dit blog uit hoe een bodemprocedure bij de sector civiel van de rechtbank in zijn werk gaat.

Een bodemprocedure starten, wanneer?

Als u een verklaring voor recht nodig heeft (een bindende vaststelling van een rechtsverhouding tussen partijen door een rechter, bijvoorbeeld in eigendomsgeschillen) of een vordering met een beloop van meer dan € 25.000,-, kunt u een bodemprocedure starten bij de sector civiel van de rechtbank. Sommige zaken, zoals geschillen met betrekking tot arbeidsovereenkomsten, huur- en consumentenovereenkomsten moeten worden behandeld door de kantonrechter, ongeacht of de vordering een beloop van meer dan € 25.000 kent.

Start van procedure: dagvaarding

De eiser moet zich verplicht laten vertegenwoordigen door een advocaat om een procedure te mogen starten. Bij kantonzaken is dat niet het geval. De procedure begint met het uitbrengen van een dagvaarding. Dat is een door een deurwaarder betekend exploot waarin de eisende partij toelicht wat er tussen partijen speelt en wat hij wil dat de rechter doet. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de wederpartij wordt veroordeeld om iets te doen, iets niet te doen of om iets te dulden.

Rolzitting: schriftelijke zitting

In de dagvaarding wordt een roldatum genoemd: op deze datum wordt een schriftelijke zitting gehouden waarop de eiser de dagvaarding naar de rechtbank moet sturen en de gedaagde zich moet melden (“stellen”). Partijen hoeven op deze datum dus niet fysiek aanwezig te zijn.

Verstekvonnis en in verzet gaan

Als de gedaagde niet tijdig verschijnt of verzuimt om een advocaat te stellen, bepaalt de rechter dat hij verstek verleent tegen hem. In een verstekvonnis wordt de vordering van de eiser toegewezen, tenzij deze ongegrond of onrechtmatig voorkomt. Op een verstekvonnis kunt u alsnog reageren: dan moet u binnen 4 weken na betekening van het vonnis in verzet gaan.

Griffierecht om te mogen procederen

Zowel de eiser als de gedaagde moeten griffierechten voldoen aan de rechtbank om te mogen procederen. De hoogte van het bedrag is afhankelijk van de omvang van het belang van de zaak en de hoedanigheid van de procespartij (rechtspersoon, natuurlijk persoon of onvermogend). De griffierechten moeten binnen 4 weken na de dag van de rolzitting zijn voldaan. Als niet tijdig is betaald, loopt de eiser het risico dat “ontslag van instantie” (beëindiging van de procedure) tegen hem wordt verleend. Tegen de gedaagde zou in geval van betalingsverzuim verstek kunnen worden verleend.

Conclusie van antwoord en eis in reconventie

Vervolgens bepaalt de rechtbank binnen welke termijn de gedaagde een conclusie van antwoord (verweer op de dagvaarding) moet indienen. Een verschenen gedaagde krijgt doorgaans 6 weken de tijd. In de conclusie van antwoord kan de gedaagde, naast een verweer of reactie op de dagvaarding, ook een tegenvordering stellen: een eis in reconventie. De vordering van de eiser wordt de eis in conventie genoemd. De tegenvordering van de gedaagde leidt ertoe dat twee procedures tegelijk worden behandeld: een procedure in conventie en in reconventie.

Oordeel in tussenvonnis

Door middel van tussenvonnissen bepaalt de rechtbank hoe de procedure verder verloopt. Er zijn verschillende mogelijkheden en het verloop is afhankelijk van hoe complex de zaak is. De duur van de procedure is dus van veel omstandigheden afhankelijk. In een tussenvonnis kan de rechtbank ook een oordeel vellen over een deel van de zaak en specifieke bewijsopdrachten aan partijen geven.

Comparitie: mondelinge zitting

Vaak zal de rechtbank partijen oproepen voor een mondelinge zitting (comparitie) waarop de advocaten de gelegenheid krijgen om pleidooien te houden en de rechtbank om inlichtingen kan vragen. Partijen kunnen ook onderzoeken of een schikking tot de mogelijkheden behoort. Als zij niet tot een schikking komen, kan de rechtbank bepalen dat hij schriftelijk uitspraak zal doen. De rechtbank kan ook oordelen dat het noodzakelijk is om nog een mondelinge behandeling te gelasten, bijvoorbeeld omdat nieuwe feiten tijdens de comparitie naar boven zijn gekomen of partijen onvoldoende de mogelijkheid hebben gehad om op nieuwe stukken te reageren.

Conclusie van repliek en van dupliek

Vanwege dezelfde redenen kan de rechtbank oordelen dat er nog een mogelijkheid komt om schriftelijke stukken uit te wisselen. Bij een nieuwe schriftelijke ronde mogen eiser en gedaagde een conclusie nemen: het indienen van een schriftelijk stuk waarin het standpunt toegelicht wordt. een conclusie van repliek (eiser) en conclusie van dupliek (gedaagde). Beide partijen krijgen 6 weken de tijd. Is er al een inhoudelijk tussenvonnis gewezen, dan wordt de termijn verkort tot 4 weken. Ook kunnen partijen akten indienen: schriftelijke stukken met kortere mededelingen. De wederpartij moet altijd op nieuwe bewijsstukken kunnen reageren.

Getuigenverhoor en deskundigenonderzoek

Naast het indienen van schriftelijke producties kunnen partijen ook aan bewijsopdrachten voldoen door middel van het horen van getuigen of het laten verrichten van onderzoek door deskundigen. Hiervoor kan de rechtbank extra mondelinge zittingen gelasten. Getuigen die conform de wettelijke vereisten zijn opgeroepen, zijn verplicht om een getuigenis af te leggen. Ook de eisende en gedaagde partijen kunnen optreden als getuige op eigen verzoek of op verlangen van de wederpartij.

Deskundigen aan het woord

Deskundigen kunnen zowel op verzoek van partijen of door de rechtbank (“ambtshalve”) worden gevraagd om een oordeel. Dit kan door middel van een verhoor op een mondelinge zitting of door een bericht van de deskundige.

Wanneer volgt een uitspraak?

Na de laatste proceshandeling stelt de rechtbank vast binnen welke termijn uitspraak wordt gedaan. De rechtbank streeft er doorgaans naar om dit binnen 6 weken te doen, maar het vonnis kan worden uitgesteld (“aangehouden”). Het komt vaak voor dat een vonnis wordt aangehouden .

In hoger beroep gaan

Na het vonnis hebben partijen drie maanden de tijd om in hoger beroep te gaan. Hoger beroep is niet mogelijk als het belang van de zaak minder dan €1.750,- is. In dat geval is het vonnis in eerste aanleg definitief.