Executoriale verkoop aandelen door pandhouder en de blokkeringsregeling
Een pandhouder verkoopt de aandelen van de pandgever omdat deze zijn financiële verplichtingen niet nakomt. Is hiervoor de wettelijke toestemming van de rechter nodig? Een tweede pandhouder vindt van niet, want die dreigt zijn pand door de executoriale verkoop te verliezen. Advocaat ondernemingsrecht Marco Guit geeft een toelichting op het oordeel van de Hoge Raad.
Vordering innen door verkoop verpande aandelen
Rabobank heeft vorderingen op A. A heeft voor de zekerheid van de bank een pandrecht gevestigd op haar aandelen in C. A en B hebben beiden 50% van de aandelen in C. Nadat A haar financiële verplichtingen richting Rabobank niet nakomt, wil de bank haar vordering op A innen door de verkoop van de verpande aandelen van A (recht van parate executie, artikel 3:248 BW). De statuten van C bevatten een blokkeringsregeling. Deze regeling houdt in dat bij het voornemen tot verkoop van de aandelen, deze eerst moeten worden aangeboden aan B.
Verzoek onderhandse verkoop aandelen
B wil de aandelen wel overnemen, maar alleen in het kader van een executieverkoop, want dan vervalt het tweede pandrecht dat Bethanie op de aandelen van A in C heeft. Om deze onderhandse verkoop mogelijk te maken is toestemming van de rechter vereist (artikel 3:251 BW), aangezien dit afwijkt van de in 3:250 BW gestelde openbare verkoop. De voorzieningen-rechter wijst het verzoek om toestemming voor de verkoop af, omdat geen goedkeuring nodig is voor een verkoop waarbij rekening wordt gehouden met de blokkeringsregeling.
Toestemming executoriale verkoop
De advocaat van de bank gaat in hoger beroep. Volgens het hof gaan de regels van de blokkeringsregeling (2:195 BW e.v.) vóór de algemene regels over de verkoop van een pandrecht (3:250 BW e.v.). Omdat de onderhandse verkoop (waarschijnlijk) geen zuiverende werking heeft, zal het tweede pandrecht van Bethanie na de verkoop blijven bestaan. Om onduidelijkheid te voorkomen en de zuiverende werking te garanderen, is de toestemming van artikel 3:251 BW vereist. Het hof verleent vervolgens toestemming voor de afwijkende verkoop.
Advocaat in cassatie ondanks rechtsmiddelenverbod
Bethanie raakt door de toestemming van de rechter haar tweede pandrecht kwijt en de advocaat van Bethanie gaat in cassatie bij de Hoge Raad. Ondanks dat dit tegen een gegeven toestemming van artikel 3:251 lid 1 BW niet mogelijk is, schuift de Hoge Raad het rechtsmiddelenverbod hier opzij. In de rechtspraak zijn namelijk doorbrekingsgronden ontwikkelt. Een van die gronden gaat over het ten onrechte toepassen van een bepaling. Dit is precies waarover Bethanie klaagt.
Algemene regels executie ook bij blokkeringsregeling
De advocaat van Bethanie stelt dat de blokkeringsregeling een speciale regeling is waarop de algemene regels over de verkoop niet van toepassing zijn. Haar tweede pandrecht op de aandelen zou bij de verkoop dus moeten blijven bestaan. De Hoge Raad is het hier niet mee eens. De algemene regels over openbare verkoop zijn er ter bescherming van de pandgever en eventueel andere schuldeisers. Er kunnen goede redenen zijn om van deze algemene regels af te wijken, hiervoor is echter toestemming van de rechter vereist (artikel 3:251 lid 1 BW).
Bescherming belangen niet door pandhouder
Als de blokkeringsregeling een speciale regeling zou zijn waarop de algemene beschermende regels niet van toepassing zouden zijn, dan zou bij de verkoop volgens een blokkeringsregeling de executerende pandhouder zelf moeten beoordelen of de belangen van de pandgever en andere schuldeisers voldoende zijn gewaarborgd. Dit staat haaks op de bescherming die de wet probeert te bieden. Het hof heeft artikel 3:251 lid 1 BW dus terecht toegepast, zij het met een andere motivatie.