403-verklaring: aansprakelijk voor schulden gemaakt door dochter in oprichting?
Het is niet ongebruikelijk dat een moedermaatschappij zich garant stelt voor een dochteronderneming door het afgeven van een 403-verklaring. Doorgaans staat in de 403-verklaring welke schulden en per welke datum de schulden van de dochteronderneming vallen onder de garantstelling. Desondanks kunnen zich problemen voordoen bij de uitleg van de verklaring. Ondernemingsrecht advocaat Hidde Reitsma licht dit toe aan de hand van een recente uitspraak.
Moedermaatschappij geeft 403-verklaring af
BV X heeft bij haar oprichting in april 2002 de vóór haar oprichting verrichtte rechtshandelingen bekrachtigd. De moedermaatschappij, onderneming Y, heeft in november 2002 een 403-verklaring afgegeven waaruit volgt dat Y zich per 1 januari 2002 hoofdelijk aansprakelijk (lees: garant) stelt voor de schulden die voortvloeien uit de rechtshandelingen van X.
403-verklaring wordt ingezet bij geen verhaal
Een schuldeiser van bedrijf X, die in 2001 met de in oprichting (i.o) zijnde X een koopovereenkomst was aangegaan, kan zijn vordering niet verhalen omdat X geen verhaal biedt. De schuldeiser spreekt zodoende, op grond van de 403-verklaring, Y aan. Y stelt dat zij niet gehouden is de vordering van de schuldeiser van X te voldoen omdat schulden van X pas vanaf 1 januari 2002 vallen onder het bereik van de 403-verklaring.
Formulering 403-verklaring houdt partijen verdeeld
De vraag die in onderhavige kwestie voorligt is of de aansprakelijkheidsverklaring van Y alleen de schulden uit rechtshandelingen verricht namens X (i.o.) vanaf 1 januari 2002 bestrijkt of ook de schulden uit rechtshandelingen tot stand gekomen voor 1 januari 2002. Partijen verschillend dus over de inhoud van de 403-verklaring, deze moet door het hof dus worden uitgelegd.
Moedermaatschappij hoofdelijk verbonden
Het hof is van oordeel dat de Y inderdaad hoofdelijk verbonden is voor de schuld van X aan de schuldeiser. De bekrachtiging door X, kort na haar oprichting in 2002, van een door haar in het oprichtingsstadium gesloten overeenkomst moet worden aangemerkt als ‘de rechtshandeling’ waaruit voor X een schuld jegens de schuldeiser voortvloeide. In de 403-verklaring heeft Y zich vanaf 1 januari 2002 hoofdelijk verbonden voor de schulden van X en is zodoende gehouden de vordering van de schuldeiser van X te voldoen.
Advocaat voor advies bij ondernemingsrechtelijke geschillen
AMS Advocaten beschikt over ervaren advocaten op het gebied van ondernemingsrecht en zijn u graag van dienst indien u een vraag of probleem heeft dienaangaande.