Verbod op sturen e-mails met beschuldiging van omkoping en corruptie

Thomas van Vugt Thomas van Vugt 16 januari 2019 3 min

Iemand (valselijk) in de media beschuldigen van een strafbaar feit kan een onrechtmatige daad opleveren, zeker als deze beschuldiging onjuist is. Maar ook niet publiekelijke uitlatingen kunnen onrechtmatig zijn. Het herhaaldelijk sturen van e-mails met ernstige beschuldigingen van omkoping, fraude en corruptie kon volgens de rechter niet door de beugel. Waar kijkt de rechter naar in zaken over onrechtmatige uitlatingen? Advocaat mediarecht Thomas van Vugt bespreekt een recent vonnis.

Beschuldiging van omkoping en corruptie

In deze zaak speelde het volgende. Gedaagde X was slachtoffer geworden van oplichting door A. A verkocht bonds van het (na oplichting gefailleerde) bedrijf Y. In weerwil van het positieve beeld dat A schetste bij de door hem gedupeerden (waaronder X) was de waarde van de bonds nihil. Gedupeerde X heeft vervolgens diverse emails naar eiseres Z, een gerenommeerd internationaal bedrijf, gestuurd waarin hij Z (alsmede haar directeuren en toezichthouders) beschuldigt van omkoping, corruptie en illegale praktijken. Volgens gedupeerde X gebruikte Z bedrijf Y als een dekmantel en maakte bedrijf Y onderdeel uit van het concern van Z.

Verbod onrechtmatige uitlatingen

Z vorderde in een kort geding -kort samengevat- gedupeerde X te verbieden om via welk medium dan ook Z valselijk te beschuldigen van omkoping en fraude op straffe van een dwangsom. 

Botsing grondrechten

De voorzieningenrechter stelt voorop dat het in deze zaak gaat om een botsing van fundamentele rechten: enerzijds het beschermde recht van Z op eerbiediging van haar eer en goede naam tegen lichtvaardige verdachtmakingen en beschuldigingen. Anderzijds het recht van X op vrijheid van meningsuiting. Welk belang in het concrete geval zwaarder weegt, hangt zoals gezegd af van de concrete omstandigheden van het geval. Hierbij spelen de volgende factoren een rol:

  • de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben, 
  • de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand die aan de kaak wordt gesteld, 
  • de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal ten tijde van de publicatie, 
  • de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen, 
  • het gezag dat het medium waarop de uitlatingen zijn gepubliceerd geniet, en 
  • de maatschappelijke positie van de betrokken persoon.

Concernrelatie niet aannemelijk gemaakt

X voerde uitsluitend als grond voor de beschuldigingen aan dat Z en bedrijf Y aan elkaar gelieerd waren. Z heeft dit uitdrukkelijk ontkend. Bedrijf Y was dan wel op hetzelfde adres als dat van (een onderdeel van) Z gevestigd, maar alleen omdat bedrijf Y daar kantoorruimte huurde. Er is nimmer sprake geweest van een concernverhouding. 

Mails naar bank en advocaten onrechtmatig

De rechter volgt Z in dit verweer. Nu niet aannemelijk is geworden dat de in de e-mails vervatte beschuldigingen juist zijn, acht de rechter de inhoud van de e-mails onrechtmatig. Bij dit oordeel heeft de rechter tevens de ernst van de beschuldiging en het grote risico op schade aan de goede naam van Z meegewogen. De e-mails zijn namelijk niet alleen aan Z verstuurd maar deels ook aan functionarissen van een bank, aan twee advocaten en aan andere derden. De rechter wijst de vorderingen van Z toe.