Vermoedens van onbehoorlijke taakvervulling bij failliete onderneming: zo zit het!
Als een bedrijf failliet gaat, kan een bestuurder soms aansprakelijk worden gehouden voor de schulden die na de vereffening resteren. Voor deze aansprakelijkheid gelden twee voorwaarden. Ten eerste moet het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld. Ten tweede moet het aannemelijk zijn dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Advocaat insolventierecht Sander Schouten licht deze criteria nader toe aan de hand van een recente uitspraak.
Schending boekhoudplicht
Onbehoorlijke taakvervulling kan verschillende vormen aannemen. Handelen in strijd met de wet of statuten bijvoorbeeld. In de wet zijn twee specifieke gevallen neergelegd van onbehoorlijke taakvervulling: het niet voldoen aan de boekhoudplicht en het niet tijdig publiceren van de jaarrekeningen (publicatieplicht). Als een bestuurder (één van) deze twee verplichtingen heeft geschonden dan wordt vermoed dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld. Dit wettelijke vermoeden kan niet worden weerlegd.
Schending publicatieplicht
Deze onbehoorlijke taakvervulling (schending van voornoemde plichten) wordt vervolgens vermoed een belangrijke oorzaak te zijn geweest van het faillissement. Dit vermoeden kan de bestuurder ontkrachten. Door bijvoorbeeld aan te tonen dat er andere belangrijke(re) oorzaken waren voor het faillissement.
Wettelijk vermoeden onbehoorlijk bestuur
In een recente uitspraak is helder uiteengezet welke volgorde de rechter aanhoudt bij de behandeling van deze vermoedens. Een curator heeft in een faillissementszaak de bestuurder van de failliet voor de rechter gedaagd en gevorderd dat zij aansprakelijk wordt gehouden voor het totale bedrag van de schulden van de failliet (voor zover deze niet door vereffening van de baten kunnen worden voldaan). De curator stelt dat er sprake is van onbehoorlijke taakvervulling omdat de bestuurder geen deugdelijke boekhouding heeft bijgehouden en evenmin haar jaarrekening heeft gepubliceerd.
Weerlegging vermoeden
De rechter stelt vast dat er inderdaad sprake is van schending van de publicatieplicht en de boekhoudplicht. Vervolgens onderzoekt de rechter of de bestuurder aannemelijk heeft gemaakt dat andere omstandigheden een belangrijke oorzaak van het faillissement waren. Volgens de rechter heeft zij dit niet gedaan. Weliswaar heeft de bestuurder aangevoerd dat het binnen de failliet ontwikkelde product niet het vereiste rendement haalde en daarom niet op de markt kon worden gebracht. Maar hieruit volgt volgens de rechter nog niet dat het bedrijf niet levensvatbaar was. De bestuurder had andere alternatieven kunnen onderzoeken en niet is gebleken dat dit is gebeurd.
Bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement
De rechter stelt dan ook vast dat de bestuurder jegens de boedel aansprakelijk is voor het totale bedrag van de schulden. Deze uitspraak is gunstig voor de curator om achter de hand te hebben voor het geval de vereffening van de baten niet toereikend zijn, hetgeen doorgaans het geval is.