Vorige week wees het hof Amsterdam een opvallend arrest. Het hof oordeelde dat een
curator
Een door de rechtbank aangewezen persoon die is belast met het beheer en de beschikking over het vermogen van een gefailleerde.
» Meer over curator
curator een schip niet mocht opeisen, hoewel de failliet ten tijde van de faillietverklaring eigenaar van het schip was. Dat is opmerkelijk, omdat een eigenaar normaal gesproken kan bepalen wat er met zijn zaak gebeurt. Advocaat en curator Marleen Jonckers legt hieronder uit hoe het hof tot dit oordeel kwam.
Shipcar Yachts (SCY) handelde in motorjachten. Op 18 april 2019 verkocht een aan haar gelieerde partij (CTH) een schip aan X. Nadat X de koopprijs in drie termijnen had voldaan, werden de sleutels aan haar overhandigd.
Ruim twee jaar later werden SCY en CTH failliet verklaard. De curator constateerde dat het schip in de openbare registers op naam van SCY geregistreerd stond. Volgens de curator was de
eigendom
Het het meest omvattende recht dat men op een zaak kan hebben. Eigendom is het recht om over een zaak (stuk grond, voorwerp, hoeveelheid geld enz.) naar eigen goeddunken te beschikken.
» Meer over eigendom
eigendom van het schip daarom nooit overgegaan op X. De curator vroeg X om de sleutels en het registratiebewijs van het schip af te geven, maar X weigerde.
Omdat dit schip geregistreerd stond, is het een registergoed (net als grond of een woning). Een
overdracht
Overdracht is het overdragen van een recht (indien het een recht van eigendom betreft: in eigendom) aan een ander.
» Meer over overdracht
overdracht van een registergoed vereist levering via een notariële
akte
Een ondertekend geschrift, bestemd om tot bewijs te dienen.
» Meer over akte
akte die wordt ingeschreven in de openbare registers. In dit geval was dat niet gebeurd. De curator had dus gelijk dat X nooit eigenaar van het schip was geworden. Ook een beroep op
derdenbescherming
Bescherming van een derde die te goeder trouw een goed heeft verkregen of gekocht.
» Meer over derdenbescherming
derdenbescherming hielp X niet, omdat het gebrek niet zat in de beschikkingsbevoegdheid maar in het ontbreken van een geldige levering.
Uitgangspunt is dat een eigenaar (en dus ook zijn curator) zijn zaak mag opeisen van een ieder die de zaak zonder recht houdt (revindiceren, art. 5:2 BW). Toch oordeelde het hof dat de curator van SCY geen afgifte van het schip mocht vorderen. De redenering van het hof komt samengevat neer op het volgende:
Dit arrest van het hof is opmerkelijk, omdat het hof geen doorslaggevende betekenis geeft aan de goederenrechtelijke status. Volgens het hof weegt het feit dat de curator niet actief mag wanpresteren zwaarder dan de goederenrechtelijke eigendomsaanspraak.
In de juridische literatuur is veel geschreven over de vraag of en wanneer een curator mag wanpresteren en wat de gevolgen daarvan zijn. Als hoofdregel wordt algemeen aangenomen dat een curator een verplichting om iets te doen (bijvoorbeeld het leveren van een zaak) niet hoeft na te komen — de benadeelde crediteur kan zijn schadevordering dan wel ter verificatie indienen — maar een verplichting om iets niet te doen mag de curator niet schenden. Doet hij dat wel, dan heeft de crediteur een boedelvordering.
Dit arrest illustreert dat het onderscheid tussen passieve en actieve wanprestatie niet altijd duidelijk te maken is en dat een verschil in de gevolgen daarvan niet altijd rechtvaardig is. Wat zou de uitkomst zijn geweest als de procedure anders was ingestoken en medewerking aan de levering van het schip was gevorderd?
Dat de curator het schip niet mocht opeisen, kan voor de boedel uitmaken. Als het schip door de curator voor een hogere prijs dan de door X geleden schade als gevolg van opeising verkocht kon worden, had de boedel belang bij opeising (zeker als de transactie langere tijd voor faillissement had plaatsgevonden en het inroepen van de
actio pauliana
De mogelijkheid van een schuldeiser of een curator om een benadelende rechtshandeling te vernietigen.
» Meer over actio pauliana
actio pauliana in verband met de vereiste wetenschap van benadeling lastig zou zijn).
De schade die X lijdt, is weliswaar een boedelvordering, maar de boedel heeft in een dergelijke situatie belang bij het incasseren van de delta tussen zijn aanspraak en de verkoopopbrengst.
Het arrest roept vragen op. Het hof motiveert bijvoorbeeld niet hoe het oordeel zich verhoudt tot art. 35 Faillissementswet, dat bepaalt dat als de levering voor faillietverklaring niet voltooid is, de levering niet meer geldig kan plaatsvinden. Evenmin motiveert het hof op basis waarvan het tot het oordeel komt dat SCY het schip in een situatie buiten faillissement niet zou kunnen opeisen. Vermoedelijk speelt daarin mee dat X het schip niet ‘zonder recht’ hield: het schip was immers aan haar verkocht en de koopprijs was voldaan. Verder gaat het hof in de beoordeling nauwelijks in op het onderscheid tussen CTH (verkoper) en SCY (eigenaar).
Ook procesrechtelijk is het arrest niet helemaal goed te volgen. X had onder meer een
declaratoir vonnis
Een vonnis waarmee de rechter door middel van een zogenaamde verklaring voor recht een rechtsverhouding tussen partijen vaststelt.
» Meer over declaratoir vonnis
verklaring voor recht gevorderd dat zij eigenaar is van het schip, althans dat de gebreken niet aan haar kunnen worden tegengeworpen, dat zij wordt beschermd of dat sprake is van rechtsverwerking. De verklaring voor recht die het hof uiteindelijk gaf, is dat de curator het schip niet van X als rechtmatige bezitter kan opeisen.
Op basis van de achterliggende feiten lijkt het oordeel van het hof een rechtvaardige uitkomst, maar voor de rechtspraktijk zou het interessant zijn om te zien of het arrest met deze motivering in
cassatie
Het beroep dat tegen een arrest van het Hof kan worden ingesteld bij de Hoge Raad
» Meer over cassatie
cassatie standhoudt.