Toepassing Haviltex-criterium bij geschil over koopovereenkomst

Marco Guit Marco Guit 17 november 2016 2 min

In deze zaak wordt bij de verkoop van een winkelpand afgesproken dat er géén omzetbelasting (btw) verschuldigd is. Nadat de Belastingdienst constateert dat er sprake is van een belastbare levering, ontstaat onenigheid over de uitleg van deze afspraak. Heeft de koper nu wel of geen recht op een btw-factuur? Advocaat bouwrecht Marco Guit bespreekt het vonnis van de rechtbank.

 

 

Koper vraagt om btw-factuur

Eisers kopen van gedaagde het winkelpand dat zij gebruiken voor de exploitatie van hun dierenwinkel. In de koopovereenkomst wordt afgesproken dat over de koopprijs géén btw verschuldigd is, die niet in de koopprijs is inbegrepen. Als later blijkt dat wél omzetbelasting betaald moet worden, is deze wél in de koopsom inbegrepen en moet deze door koper/eiser worden voldaan. De Belastingdienst constateert achteraf dat er sprake is van een belastbare levering en er dus omzetbelasting betaald moet worden. Koper vraagt verkoper om een btw-factuur.

Verkoper beroept zich op gewekte vertrouwen Belastingdienst

Verkoper weigert een btw-factuur af te geven. Hij beroept zich op een brief van de Belastingdienst. In de brief zegt de Belastingdienst af te zien van een naheffingsaanslag. Verkoper mocht namelijk afgaan op het vertrouwen dat medewerkers van de Belastingdienst hadden gewekt met betrekking tot het niet belasten van de transactie. Koper stelt dat bij een juiste toepassing van de wet (Wet op de omzetbelasting 1968) omzetbelasting verschuldigd is, en er dus een btw-factuur moet volgen.

Rechter kijkt naar bedoeling van partijen

De rechter hanteert bij de uitleg van de koopovereenkomst het Haviltex-criterium. Volgens de rechter hebben partijen bedoeld te voorkomen dat meer betaald zou worden dan de afgesproken koopsom (dus zonder btw). Op grond van de wet zou de verkoper wel omzetbelasting moeten betalen. Door toezeggingen van de Belastingdienst mocht verkoper er echter op vertrouwen dat geen btw verschuldigd was. Hij had ook niet hoeven begrijpen dat eiser de clausule bedoeld had om de (al dan niet te betalen) omzetbelasting terug te kunnen vragen. De vordering tot afgifte van een btw-factuur wordt dus afgewezen.