Berusting in ontslag op staande voet leidt niet tot verval aanspraak op schadevergoeding
Als een werknemer op staande voet wordt ontslagen, dan kan de werknemer – als hij het niet eens is met het ontslag op staande voet – de kantonrechter verzoeken dat ontslag te vernietigen of aan hem of haar een billijke vergoeding toe te kennen. Maar wat gebeurt er als de werkgever vervolgens het ontslag op staande voet intrekt. Kan de werknemer dan nog schadevergoeding claimen van de werkgever? Bijvoorbeeld omdat hij of zij meent dat de werkgever door het geven van onterecht ontslag op staande voet en het later weer intrekken van dat ontslag zich niet als goed werkgever heeft gedragen? Arbeidsrecht advocaat Sander Schouten bespreekt een recente uitspraak waarin deze vraag voorlag.
Tankgedrag leidde tot ontslag op staande voet
Werknemer trad in 2014 voor bepaalde tijd in dienst bij de werkgever. Op de arbeidsovereenkomst was een autoreglement van toepassing. Aan de werknemer werd voor de uitvoering van zijn werkzaamheden een leaseauto ter beschikking gesteld, waarmee hij voornamelijk werkzaam was bij één opdrachtgever. Bij brief van 3 juni 2016 werd de werknemer op staande voet ontslagen, omdat uit onderzoek was gebleken dat het tankgedrag van de werknemer ongeloofwaardig was en omdat hem diefstal/verduistering van brandstof werd verweten.
Ontslag op staande voet ingetrokken
De werknemer verzocht de kantonrechter aanvankelijk om dit ontslag op staande voet te vernietigen. De werkgever heeft het ontslag op staande voet hangende de procedure ingetrokken.
Berusting in intrekking maar vordering tot schadevergoeding
De werknemer heeft berust in de intrekking van het ontslag, maar vordert nu schadevergoeding van de door hem geleden schade op grond van goed werkgeverschap en/of onrechtmatig handelen door de werkgever. In eerste aanleg is zijn vordering afgewezen. De werknemer heeft dan ook hoger beroep ingesteld.
Schending van goed werkgeverschap
Allereerst overweegt het hof dat de werknemer, hoewel hij in de intrekking van het ontslag heeft berust en daardoor dus geen billijke vergoeding meer kan verzoeken, nog wel een schadevergoeding kan vorderen omdat hij meent dat de werkgever in strijd met zijn verplichting als goed werkgever heeft gedragen dan wel onrechtmatig heeft gehandeld.
Dringende reden
Om te beoordelen of er sprake is van een schending van goed werkgeverschap moet het hof (alsnog) oordelen of er sprake was van een dringende reden voor het (later ingetrokken) ontslag op staande voet. Blijkens de opgegeven ontslagredenen was voor de werkgever het tankgedrag van de werknemer aanleiding voor het ontslag. De werknemer heeft erkend dat hij meer privékilometers reed dan volgens het autoreglement is toegestaan. Het autoreglement voorziet echter ook in de gevolgen van de overschrijding van het toegestane aantal privékilometers, te weten: deze kilometers kunnen worden doorberekend aan de werknemer. Naar het oordeel van het hof was het ontslag op staande voet dus te voorbarig gegeven. Een andere oplossing had meer voor de hand gelegen. Bovendien is de beschuldiging van verduistering/diefstal van brandstof een te wankele basis voor een ontslag. Aangezien de verwijten individueel allemaal ongegrond zijn geoordeeld, kan ook het onderling verband ertussen geen dringende reden voor ontslag op staande voet opleveren. Omdat de werkgever de werknemer toch op staande voet heeft ontslagen zonder dat daarvoor een dringende reden aanwezig was, heeft de werkgever in strijd gehandeld met goed werkgeverschap.
Schade vanwege aantasting in persoon en eer en goede naam
De werknemer vordert vervolgens zowel materiële schade als immateriële schade. Het hof is het niet met de werknemer eens voor wat betreft zijn stelling dat het handelen van de werkgever heeft verhinderd dat hij bij de opdrachtgever in dienst kon treden. Het oorzakelijk verband tussen het ingetrokken ontslag op staande voet en het gestelde verloren gaan van een kans op een dienstverband met de opdrachtgever wordt niet aangenomen. De aanwezigheid van materiële schade is dan ook onvoldoende onderbouwd. Wel oordeelt het hof dat de werknemer voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in zijn persoon en eer en goede naam is aangetast, doordat hij zonder deugdelijke onderbouwing van diefstal/verduistering van brandstof wordt beticht en op die grond ook op staande voet werd ontslagen. Het hof kent dan ook een immateriële schadevergoeding van € 5.000 toe. De grondslag daarvoor kan worden gevonden in een naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid te begroten schadevergoeding op grond van goed werkgeverschap alsook wanprestatie.