wanprestatie

Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. Voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, vindt het voorgaande slechts toepassing met inachtneming van hetgeen is bepaald in te wet betreffende het verzuim van de schuldenaar.

Uitgangspunt is dat degene die niet of niet goed presteert in de gelegenheid moet worden gesteld de tekortkoming te herstellen. Dat gebeurt door een ingebrekestelling (sommatie), dat wil zeggen een aanschrijving van de schuldeiser aan de schuldenaar waarin de tekortkoming uiteen wordt gezet en de schuldenaar een redelijke termijn krijgt om de tekortkoming te herstellen. Doet de schuldenaar dat niet dan verkeert deze in verzuim en moet de schade van de schuldeiser worden vergoed. Dat is dus niet het geval als nakoming blijvend onmogelijk is. Een ingebrekestelling heeft dan ook geen zin meer en de schuldenaar is direct aansprakelijk.