In een Nederlandse procedure geldt als uitgangspunt dat ieder van de partijen één schriftelijke ronde hebben. De eiser brengt de dagvaarding uit en de gedaagde reageert daarop met een conclusie van antwoord. In de regel volgt hierna een mondelinge behandeling, waarop partijen middels pleitnota’s hun standpunten nader kunnen toelichten.
Het komt echter ook voor dat partijen of de rechtbank na de eerste schriftelijke ronde nog behoefte heeft aan een nadere schriftelijke uiteenzetting. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn in complexe situaties.
In zo’n geval kan de rechter beslissen dat er nog een schriftelijke ronde nodig is. In dat geval dient de eiser een conclusie van repliek in, waarop de gedaagde weer kan reageren met een conclusie van dupliek. Beide partijen krijgen hiervoor doorgaans zes weken de tijd. Als er al een tussenvonnis is gewezen, wordt deze termijn meestal ingekort tot vier weken.