Geen tackle of rode kaart, maar een miljoenenclaim tegen zijn voormalig zaakwaarnemer SEG bracht Stefan de Vrij in de (juridische) schijnwerpers. De Vrij is international, speler bij Internazionale en voormalig speler van Feyenoord en Lazio Roma. SEG behartigde De Vrij’s belangen vanaf het moment dat De Vrij ging spelen voor Feyenoord. De rechtszaak trok de aandacht van zowel sportliefhebbers als juristen, en niet zonder reden: het gaat hier niet alleen om een persoonlijke botsing, maar om de juridische aspecten van de bemiddeling in de professionele sport.
In 2018 maakte profvoetballer Stefan de Vrij de overstap van Lazio Roma naar Internazionale. Hij deed dat transfervrij: zijn
contract
Een akte (schriftelijke vastlegging) van een overeenkomst.
» Meer over contract
contract bij Lazio was afgelopen en er hoefde geen afkoopsom (ook wel transfersom) te worden betaald. De Vrij sloot bij Inter een contract af met een salaris van € 4 miljoen netto per jaar, exclusief bonussen.
Pas later ontdekte De Vrij dat SEG tegelijkertijd met Inter onderhandelde over een miljoenencommissie voor het aanbrengen van de speler. Uiteindelijk liep dat bedrag op tot circa € 9,5 miljoen, bestaande uit een vaste commissie van € 7,5 miljoen en een flexibele commissie van € 2 miljoen.
De kern van het geschil is als volgt. De Vrij stelt dat SEG jarenlang als zijn exclusieve vertegenwoordiger optrad en hem daarom had moeten informeren over de miljoenencommissie die SEG zou ontvangen bij een transfer van De Vrij naar Inter. SEG stelt dat het uitsluitend namens de club handelde, dat De Vrij wist dat er een commissie zou volgen, en dat het aan hem was om daar zelf navraag naar te doen.
In deze zaak ging het niet zozeer om het feit dát SEG een miljoenenvergoeding ontving, maar vooral om het feit dat dit voor De Vrij werd verzwegen. Volgens De Vrij had hij andere keuzes kunnen maken of betere arbeidsvoorwaarden kunnen bedingen als SEG open was geweest over haar eigen financiële belang, zoals wettelijk verplicht is. Daarom eiste hij een schadevergoeding van ongeveer € 10 miljoen, onder meer vanwege belangenverstrengeling en het schenden van de meldingsplicht.
De rechtszaak begon bij de rechtbank in Amsterdam, ging daarna naar het gerechtshof en ligt nu bij de hoogste rechter van Nederland: de Hoge Raad. Daar gaf de Procureur-Generaal op 23 mei 2025 een onafhankelijk advies aan de rechters, waarin hij uitlegde hoe de zaak volgens hem juridisch moet worden beoordeeld. Zo’n advies heet een ‘conclusie’.
In deze blogreeks bespreek ik vijf juridische kernvragen die centraal staan in deze zaak en verder reiken dan het voetbalveld, met raakvlakken binnen het contracten- en schadevergoedingsrecht.
Allereerst is er de meldingsplicht bij belangenverstrengeling (art. 7:418 BW), waarbij een opdrachtnemer verplicht is om direct melding te maken van mogelijke tegenstrijdige belangen, zodat de opdrachtgever gepaste maatregelen kan treffen; dit roept vragen op over de verhouding tussen de mededelingsplicht van de bemiddelaar en de onderzoeksplicht van de opdrachtgever.
Vervolgens komt de kansschadeleer aan bod, waarbij het mislopen van een gunstiger resultaat – zoals betere arbeidsvoorwaarden – kan leiden tot een proportionele schadevergoeding, afhankelijk van de inschatting van de gemiste kans.
Ook wordt het beginsel van reformatio in peius besproken, dat voorkomt dat een
appellant
De partij die een hoger beroep instelt noemen we de appellant.
» Meer over appellant
appellant in
hoger beroep
Ons burgerlijk procesrecht kent het beginsel dat er onderzocht wordt in twee instanties: een ieder heeft het recht op een nieuwe behandeling van de zaak door een hogere rechter.
» Meer over hoger beroep
hoger beroep in een slechtere positie belandt dan na de oorspronkelijke uitspraak; SEG stelt dat dit beginsel is geschonden toen het gerechtshof een hogere schadevergoeding oplegde.
Daarnaast wordt ingegaan op de
aansprakelijkheid
De gehoudenheid van een persoon of bedrijf om schade ontstaan uit een onrechtmatige daad of wanprestatie te vergoeden.
» Meer over aansprakelijkheid
aansprakelijkheid van de bemiddelaar, onder meer in situaties waarin de bemiddelaar buiten zijn bevoegdheid handelt of zijn
zorgplicht
De verplichting van een opdrachtnemer om de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen.
» Meer over zorgplicht
zorgplicht schendt, zoals bij de fiscale naheffing die De Vrij werd opgelegd.
Tot slot wordt stilgestaan bij de wettelijke rente als vergoeding voor vertraging in betaling of schadevergoeding, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen rente bij niet-handelstransacties (art. 6:119 BW) en bij handelstransacties (art. 6:119a BW), met doorgaans een hoger rentepercentage voor zakelijke vorderingen.
De zaak De Vrij vs. SEG illustreert hoe substantiële financiële belangen binnen de professionele sport de balans tussen vertrouwen en rechtszekerheid kunnen ondermijnen. Waar aanzienlijke courtages worden bedongen, is het risico op belangenverstrengeling reëel – met name binnen informele of niet-geformaliseerde bemiddelingsrelaties.
Deze casus raakt aan de kern van het contracten-, verbintenissen- en procesrecht: wanneer transformeert een bemiddelingsrelatie in een situatie van conflicterende belangen? En hoe waarborgt het recht in dat geval transparantie, naleving van zorgplichten en een adequate schadevergoedingsregeling binnen een commerciële context zoals de topsport?
Voor de rechtspraktijk biedt deze zaak een vruchtbare bodem om fundamentele leerstukken (kansschade, belangenverstrengeling en aansprakelijkheid bij bemiddeling, het verbod op reformatio in peius en toepassing van de wettelijke rente) opnieuw te doordenken. Voor sporters, zaakwaarnemers en andere tussenpersonen onderstreept zij het belang van juridisch verankerde afspraken, transparantie omtrent eigen belangen en strikte naleving van zowel contractuele als wettelijke normen.
In de komende bijdragen wordt per thema ingezoomd op de relevante leerstukken. Te beginnen met de meldingsplicht bij belangenverstrengeling: wanneer is deze van toepassing, wat houdt zij in, en hoe ver reikt de mededelingsplicht van de bemiddelaar?