Het komt in het zakelijk verkeer vaak voor dat de ene partij een vordering die een andere partij op een derde heeft, wil overnemen. Vaak wordt dat gedaan door middel van cessie, maar ook de figuur van de ‘contractsovername’ komt veel voor. Advocaat verbintenissenrecht Thomas van Vugt legt aan de hand van een recent arrest van het Gerechtshof Den Bosch uit wat het verschil is.
Cessie: alleen vordering wordt overgenomen
In artikel 3:94 BW is bepaald hoe een vordering (de wet heeft het over: “tegen een of meer bepaalde personen uit te oefenen rechten”) aan een andere partij kan worden geleverd. Op de pagina ‘Cessie en akte van cessie‘ leest u hoe cessie precies in zijn werk gaat.
Hoe zit het met contractsovername?
Cessie houdt het overdragen van de vordering in, en ook niet meer dan dat. Dat is anders bij contractsovername. Bij contractsovername treedt de verkrijger helemaal in de rechten en verplichtingen van de overeenkomst. Als die nog niet geheel is nagekomen, rust die verplichting vervolgens op de verkrijger. Hij verkrijgt dan niet alleen de vordering, maar wordt helemaal partij bij het contract. Daarom is in geval van contractsovername ook instemming van de wederpartij vereist.
Verschil cessie en contractsovername
Contractsovername is geregeld in boek 6 BW dat over verbintenissen (rechten en plichten) gaat. Cessie is geregeld in boek 3 BW (over vermogensrechten). De regelingen hebben een geheel eigen karakter: cessie gaat simpelweg over het leveren van een goed (een vorderingsrecht), terwijl bij contractsovername de gehele rechtsverhouding mee over gaat.
Cessie: vordering losgemaakt
Met de gevolgen van dat verschil zag de Rabobank zich in een recente zaak geconfronteerd. Het gerechtshof oordeelde namelijk dat in geval van cessie de gecedeerde vordering als het ware wordt losgemaakt uit de rechtsverhouding tussen de oorspronkelijke contractspartijen. Maar het gevolg is niet dat de verkrijger in de plaats wordt gesteld van de partij die de vordering levert.
Advocaat bij contractsovername en cessie
Het gevolg is dus dat die verkrijger – in dit geval was dat de Rabobank – de onderliggende koopovereenkomst niet kon vernietigen op grond van een wilsgebrek bij de totstandkoming van die koopovereenkomst. Want, zo oordeelde het hof, de bevoegdheid tot vernietiging is niet met de cessie mee overgegaan. Dat zou anders zijn geweest in geval van contractsovername. Een van haar schuldenaren had een vordering uit hoofde van een koopovereenkomst op een derde. Die vordering heeft hij vervolgens gecedeerd aan de Rabobank.