Bevoegdheid en toepasselijk recht bij Europese handelsgeschillen: AMS legt uit
Bij geschillen met een internationaal karakter is het vaak niet duidelijk in welk land een procedure moet worden gestart en welk recht dan moet worden toegepast. Hiervoor zijn er zowel op Europees als internationaal niveau verdragen gesloten. Advocaat procesrecht Thomas van Vugt bespreekt de belangrijkste EU-regels aan de hand van een recente zaak.
EEX-verordening: bevoegdheid
Als er bij een geschil partijen uit verschillende lidstaten betrokken zijn, is de eerste vraag meestal: in welke lidstaat moet de procedure worden aangebracht? Oftewel: welke rechter is bevoegd? Voor wat betreft de bevoegdheid, geldt de Brussel I bis Verordening (de nieuwe EEX-verordening). Dit is een herziene versie van de oude EEX-verordening.
Hoofdregel: lidstaat gedaagde
Naast de rechter van de woonplaats van de gedaagde (hoofdregel), is ook de rechter van de plaats waar de verbintenis (een overeenkomst die het onderwerp van het geschil is) is uitgevoerd of moest worden uitgevoerd bevoegd. Vorderingen van consumenten en werknemers kunnen (kort gezegd) ook worden ingesteld voor de rechter van de woonplaats van de consument of werknemer, ongeacht of de wederpartij woonplaats heeft in een lidstaat.
Rome-verordeningen: toepasselijk recht
Vervolgens is de vraag wat het toepasselijk recht is. Deze vraag wordt aan de hand van de zogeheten Rome-verordeningen beantwoord. De Rome I-verordening regelt het toepasselijk recht bij geschillen die voortvloeien uit contractuele verbintenissen (denk aan wanprestatie). De Rome II-verordening regelt het toepasselijk recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (denk aan een onrechtmatige daad).
Vordering internationaal karakter?
In een recent geschil waren twee gedaagden opgeroepen voor de Nederlandse rechtbank door een Cypriotische vennootschap. De gedaagden zouden geld hebben weggesluisd van bankrekeningen van de eiser. De rechtbank achtte zich bevoegd om kennis te nemen van de zaak omdat beide gedaagden woonachtig c.q. gevestigd waren in Nederland. De eiser in deze zaak had twee geldvorderingen ingesteld. De rechtbank stelt voorop dat één vordering geen internationaal karakter had: het ging om een betaling door de gedaagde aan een andere Nederlandse rechtspersoon. Alle betrokken bankrekeningen waren Nederlands. De rechtbank is van oordeel dat op deze vordering gewoon Nederlands recht van toepassing is.
Rome II: toepasselijk recht bij onrechtmatige daad
De andere vordering had wel een internationaal karakter. Deze vordering was gebaseerd op onrechtmatige daad. In dit geval is de Rome II-verordening van toepassing. De hoofdregel in deze verordening is dat het recht van het land waar de schade zich heeft voorgedaan toepasselijk is. Hierbij is irrelevant in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan. De door eiser gestelde vermogensschade is ontstaan door (onrechtmatige) geldopnames en geldtransacties van de eiser zijn bankrekeningen bij de ‘Bank of Cyprus’, gevestigd te Cyprus. De schade heeft zich aldus voorgedaan in Cyprus en de rechtbank verklaart Cypriotisch recht van toepassing op deze vordering.
Forumkeuzebeding en toepasselijk recht
In deze zaak nam de discussie over de bevoegdheid van de rechter en het toepasselijk recht de nodige tijd in beslag. Het is daarom aan te raden om in internationale contracten altijd een forumkeuzebeding op te nemen. Hierin leggen partijen op voorhand af welk gerecht bevoegd is om kennis te nemen over geschillen die voortvloeien uit de overeenkomst. Ook kunnen partijen in beginsel een keuze maken voor het toepasselijk recht. Dit voorkomt onnodige complicaties bij procedures.