Effectieve geschilbeslechting van aandeelhoudersgeschillen met de vernieuwde geschillenregeling (Wagevoe) per 1 januari 2025
In het kort
- De vernieuwde geschillenregeling (Wagevoe), die op 1 januari 2025 ingaat, maakt de beslechting van aandeelhoudersgeschillen effectiever en definitiever.
- De procedure wordt eenvoudiger en sneller door de overstap naar een verzoekschriftprocedure bij de gespecialiseerde ondernemingskamer.
- Belangrijke wijzigingen zijn de uitbreiding van gronden voor uitstoting en de mogelijkheid om samenhangende vorderingen in te brengen.
- De wijzigingen bevorderen een meer geïntegreerde en efficiënte aanpak van aandeelhoudersgeschillen.
- Dit biedt aandeelhouders nieuwe mogelijkheden om conflicten volledig en duurzaam op te lossen.
Binnen iedere samenwerking kunnen geschillen ontstaan. Zo ook in de samenwerking tussen aandeelhouders in een vennootschap. Vaak is er in een aandeelhoudersovereenkomst een regeling opgenomen om een geschil te beslechten. Wanneer de aandeelhouders dat geschil niet onderling kunnen oplossen, is het echter van belang dat de wet voorziet in een regeling om dat geschil effectief te beslechten. De bestaande geschillenregeling is daarvoor onvoldoende geschikt gebleken, waardoor veel aandeelhouders in de praktijk geschillen door middel van een enquêteprocedure (art. 2:345 BW e.v.) beslechten.
Aan deze situatie beoogt de Wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure (de Wagevoe), die met ingang van 1 januari 2025 in werking treedt, een einde te maken. De verwachting is dat deze ontwikkeling grote gevolgen zal hebben voor de wijze van geschilbeslechting tussen aandeelhouders.
In het volgende wordt eerst de bestaande geschillenregeling besproken, waarna wordt ingegaan op de met ingang van 1 januari 2025 gewijzigde regeling onder de Wagevoe en tot slot worden de gevolgen van deze wijzigingen voor de praktijk besproken.
De geschillenregeling tot 1 januari 2025
Uittreding en uitstoting
De geschillenregeling is in 1989 ingevoerd om geschillen tussen aandeelhouders in besloten vennootschappen en besloten naamloze vennootschappen te beslechten door hun wegen definitief te doen scheiden door een gedwongen overdracht van de aandelen. Dit kan door middel van uitstoting (art. 2:336 BW) of uittreding (art. 2:343 BW) van een aandeelhouder. In de uittredingsprocedure kan een aandeelhouder vorderen dat zijn aandelen worden overgenomen, wanneer hij in zijn belangen wordt geschaad door (de) andere aandeelhouder(s). Bij de uitstotingsprocedure kunnen één of meer aandeelhouders van een andere aandeelhouder vorderen dat deze zijn aandelen overdraagt.
Minder bekende onderdelen van de geschillenprocedure zijn de mogelijkheid om overdracht van stemrecht te vorderen wanneer het stemrecht berust bij een vruchtgebruiker of pandhouder van aandelen (art. 2:342 BW) en de mogelijk de rechter te verzoeken de prijs van de aandelen vast te stellen wanneer er tussen de partijen wel overeenstemming bestaat over het uittreden van een aandeelhouder, maar nog niet over de prijs (art. 2:343c BW).
De uitstoting- of uittredingsprocedure wordt bij dagvaarding aanhangig gemaakt bij de rechtbank van de vestigingsplaats van de vennootschap. Hoger beroep kan uitsluitend worden ingesteld bij de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam.
Prijsbepaling
Wanneer de vordering tot uitstoting of uittreding wordt toegewezen, moet vervolgens de prijs van de aandelen worden vastgesteld. Dit wordt door de rechter gedaan, die zich daarbij kan laten adviseren door één of meer deskundigen, in de regel een (register)accountant. De deskundigen werken zelfstandig onder leiding van een rechter(commissaris). Partijen wordt de mogelijkheid geboden om opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Het deskundigenbericht is schriftelijk en bevat een motivering. De vennootschap moet de informatie verschaffen die de deskundigen voor hun werk nodig hebben (art. 2:351 BW). In gevallen waarin dit niet gebeurt, kunnen rechterlijke bevelen worden uitgelokt (art. 2:352 BW).
Bij het uitvoeren van een waardering zal de deskundige in beginsel aansluiten bij een regeling tussen partijen. Vaak is er in een aandeelhoudersovereenkomst een waarderingsmethodiek overeengekomen of bevatten de statuten een regeling over de waardering. Wanneer deze methodiek eenvoudig is, hoeft de rechter zich niet te laten voorlichten en kan hij deze methode zelf toepassen.
Wanneer er geen regeling tussen partijen bestaat zal de deskundige “de waarde van de aandelen in het economisch verkeer” bepalen. Het gaat daarbij om de fictie dat van een willige koper, een willige verkoper en een competitieve markt sprake is. De waardering moet zoveel mogelijk betrekking hebben op de waarde ten tijde van de overdracht (de zogenaamde peildatum). Partijen kunnen ook in de statuten of een overeenkomst bepalingen opnemen over de peildatum, in welk geval de rechter zal toetsen of dit niet tot een kennelijk onredelijk resultaat leidt.
Billijke verhoging en samenhangende vorderingen
Het is denkbaar dat de vennootschap of aandeelhouders schade hebben geleden door het gedrag van een aandeelhouder of een ander, dat de waarde van de vennootschap is gedaald als gevolg van dit handelen, of dat er een andere aanspraak is, bijvoorbeeld uit hoofde van niet betaalde managementvergoeding of een boetebepaling uit een aandeelhoudersovereenkomst. De geschillenregeling biedt de mogelijkheid om ook deze vorderingen te betrekken in de voorliggende ontvlechting met als doel het bestaande conflict volledig te beslechten.
In de uittredingsprocedure bestaat er voor de uittreder de mogelijkheid om een zogenaamde ‘billijke verhoging’ van de koopprijs te vorderen (art. 2:343 lid 4 BW), in verband met gedragingen van de gedaagde of anderen, wanneer aannemelijk is dat die gedragingen hebben geleid tot een vermindering van de waarde van de over te dragen aandelen en deze vermindering niet, of niet volledig voor rekening van de uittredende aandeelhouder behoort te blijven. Bij een gedraging van een gedaagde kan gedacht worden aan een emissiebesluit van de gedaagde meerderheidsaandeelhouder, waardoor een uittredende minderheidsaandeelhouder flink verwatert. Voor gedragingen van anderen (niet zijnde de gedaagde) kan men denken aan handelen van een bestuurder ten koste van de vennootschap. Deze mogelijkheid bestaat alleen voor de uittredingsprocedure en niet voor de uitstotingsprocedure.
De in art. 2:236 lid 5 BW geregelde mogelijkheid om zogenaamde ‘samenhangende vorderingen’ in te stellen geldt daarentegen zowel voor de uitstotingsprocedure als (via de schakelbepaling in art. 2:343 lid 2 BW) voor de uittredingsprocedure. Uit de jurisprudentie volgt dat een breed scala aan vorderingen als samenhangend wordt beschouwd, waaronder vorderingen uit hoofde van een aandeelhoudersovereenkomst, voortvloeiende uit onrechtmatige concurrentie, een vordering tot medewerking aan het beëindigen van de vennootschap en een gebod tot het staken van bepaalde gedragingen. In een beschikking uit 2023 oordeelde de ondernemingskamer zelfs dat een vordering ingesteld door een andere partij dan de uittredende aandeelhouder ontvankelijk kan zijn, zolang het maar gaat om materieel dezelfde en/of gelieerde, in de procedure betrokken partijen.
De wijzigingen onder Wagevoe vanaf 1 januari 2025
De huidige geschillenregeling wordt ervaren als een te lange procedure, waarbij het geschil moet escaleren van bestuursniveau naar aandeelhoudersniveau, voordat er effectief kan worden opgetreden. Dit gaat ten koste van de onderneming van de vennootschap. Met de invoering van de Wagevoe wil de wetgever zorgen voor een effectieve en definitieve manier van geschilbeslechting. Ik bespreek de belangrijkste wijzigingen.
Verzoekschriftprocedure in plaats van dagvaardingsprocedure
Op dit moment zijn de uitstotingsprocedure, de uittredingsprocedure en de procedure tot overgang van stemrecht procedures die bij dagvaarding moeten worden ingeleid. Al deze procedures zullen met ingang van 1 januari 2025 verzoekschriftprocedures worden. Dit heeft als groot voordeel dat de bevoegde rechter – de ondernemingskamer – alle overige aandeelhouders, eventuele certificaathouders en andere belanghebbenden kan oproepen in de procedure (ex art. 279 Rv), en dat deze partijen in de procedure hun standpunt naar voren kunnen brengen door een verweerschrift en eventueel zelfs een zelfstandig tegenverzoek in te dienen, zolang dit verzoek betrekking heeft op het onderwerp van het oorspronkelijk verzoek (art. 282 lid 4 Rv).
Ondernemingskamer als enige feitelijke instantie
De ondernemingskamer kan op grond van art. 2:356 sub e BW in de enquêteprocedure de tijdelijke overdracht van de aandelen ten titel van beheer bevelen. De ondernemingskamer kan in de enquêteprocedure echter geen definitieve overdracht van de aandelen bevelen. Wanneer onder het huidige recht één van de aandeelhouders bijvoorbeeld wel bereid is tot een definitieve oplossing, maar de andere aandeelhouder niet, zal de aandeelhouder die een einde aan het geschil wenst te maken zich tot de rechtbank moeten wenden om via de geschillenregeling te bereiken dat de andere aandeelhouder wordt uitgestoten. Het is niet handig dat er na een enquêteprocedure bij de ondernemingskamer nog een nieuwe geschillenregelingsprocedure bij de rechtbank aanhangig moet worden gemaakt, terwijl de ondernemingskamer zich al heeft verdiept in het geschil in het kader van de enquêteprocedure. Vanaf 1 januari 2025 wordt daarom de ondernemingskamer de enige feitelijke instantie in de geschillenregeling (in alle vier de procedures). Het blijft daarnaast mogelijk om in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.
De verplaatsing van de rechtbank naar de ondernemingskamer is daarnaast mede ingegeven door de lange doorlooptijd van de procedure bij rechtbanken, de voornoemde mogelijkheid om alle belanghebbenden op te roepen en in het bijzonder de hoge mate van specialisatie van de ondernemingskamer waar het aankomt op het oplossen van geschillen binnen een vennootschap. De ondernemingskamer heeft immers ervaring met procedures over de uitkoop van minderheidsaandeelhouders (art. 2:201a lid 2 BW), waarin de ondernemingskamer nu al de bevoegde rechter in eerste aanleg is. De ondernemingskamer heeft specialistische kennis van het ondernemingsrecht en heeft bovendien ervaring met de waardering van (aandelen van) vennootschappen. Naast juridische kennis beschikt de ondernemingskamer over kennis van financiën en corporate governance door de aanwezigheid van de raden (deskundigen uit de praktijk die geen lid zijn van de rechterlijke macht).
Ook samenhangende vorderingen in verzoekschrift
In het huidige art. 2:336 lid 5 (vernummerd tot art. 2:336a lid 6) en 2:343 lid 2 BW is de mogelijkheid gecreëerd om in dezelfde procedure waar de vordering tot uitstoting of uittreding wordt behandeld, ook de hiervoor besproken samenhangende vorderingen in te stellen. Het wetsvoorstel regelt aanvullend op deze huidige bepalingen dat de samenhangende vorderingen kunnen worden ingediend met een verzoekschrift. De ondernemingskamer kan besluiten de vorderingen te splitsen wanneer gezamenlijke behandeling tot onredelijke vertraging leidt.
Verruiming van de grond voor uitstoting
Op dit moment kunnen alleen handelingen van aandeelhouders in hoedanigheid van aandeelhouder leiden tot uitstoting. Andere schadelijke gedragingen die niet direct verband houden met de hoedanigheid van aandeelhouder zijn op dit moment niet relevant voor een vordering tot uitstoting. De ratio achter dit onderscheid was bij de invoering van de geschillenregeling dat andere gedragingen buiten de hoedanigheid van aandeelhouder, die schade aan de vennootschap toebrengen, ook op andere wijze dan via de geschillenregeling kunnen worden geredresseerd, bijvoorbeeld via een tegen de aandeelhouder ingestelde actie tot het verbieden van de gedraging of tot betaling van een schadevergoeding.
In de praktijk heeft dit tot gevolg dat een impasse of geschil zich eerst moet uitbreiden naar de algemene vergadering voordat men zich in een eventuele uitstotingsprocedure mogelijk kan beroepen op de gedraging van de aandeelhouder in zijn hoedanigheid als aandeelhouder. Het wetsvoorstel regelt dat – evenals nu al het geval is bij de uittredingsprocedure – ook gedragingen van een aandeelhouder in andere hoedanigheid (bijvoorbeeld als bestuurder of als privépersoon) door de rechter kunnen worden meegenomen in zijn belangenafweging. Het toetsingscriterium voor uitstoting wordt met dit wetsvoorstel als volgt: schaadt het gedrag van de aandeelhouder het belang van de vennootschap zodanig, dat het handhaven van de aandeelhouder redelijkerwijs niet langer kan worden geduld (vgl. art. 2:336a lid 1 BW).
Dergelijke gedragingen kunnen zodanig schadelijk zijn dat toepassing van de geschillenregeling noodzakelijk is. Voorbeelden uit de jurisprudentie waarin andere omstandigheden dan handelen in hoedanigheid van aandeelhouder een toegewezen vordering tot uittreding tot gevolg hadden, zijn i) de situatie waarin sprake is van beknelde minderheidsaandeelhouder, ii) een impasse tussen twee 50 procent aandeelhouders, iii) een 50%-aandeelhouder die tevens bestuurder is en bestuurlijk wangedrag vertoont en zo het vennootschappelijk belang schaadt, en iv) oneerlijke concurrentie, waardoor voor de vennootschap bestemde inkomsten wegvloeien en het vennootschappelijk belang wordt geschaad. Door het wetsvoorstel worden deze gevallen ook onder het bereik van de uitstotingsregeling gebracht.
Toepassing certificaathouders
Tot slot is van belang dat het toepassingsbereik van de geschillenregeling wordt verruimd tot certificaathouders wiens positie is te vergelijken met aandeelhouder (wat voor de BV betekent dat hen statutair vergaderrecht is toegekend). Deze certificaathouders kunnen vanaf 1 januari 2025 een verzoek indienen tot uittreding (art. 2:343 en 2:343c BW), waarmee zij een einde kunnen maken aan een positie waarin hen bijvoorbeeld zonder reden structureel dividend wordt onthouden. De bevoegdheid om een verzoek tot uitstoting in te dienen is niet opengesteld voor certificaathouders.
Gevolgen voor de praktijk
De Wagevoe zal grote gevolgen hebben voor de ondernemingsrechtpraktijk. Aandeelhoudersgeschillen zullen veel vaker dan voorheen uitmonden in een vordering tot uittreding of uitstoting, waarmee ook het belang van goede afspraken over een waardering zal toenemen. Bij het ontbreken van die afspraken zal het van belang zijn om in een vroeg stadium duidelijkheid te krijgen over de waarde van de vennootschap en over eventueel in te stellen samenhangende vorderingen. Ook de mogelijkheid om de samenhangende vorderingen onderdeel te maken van de overzichtelijke procedure voor de ondernemingskamer zal gevolgen hebben voor de procesrechtelijke verhoudingen in aandeelhoudersgeschillen. Met de wijzigingen van de geschillenregeling zal tot slot ook de functie van de enquêteprocedure veranderen.
AMS advocaten heeft ruime ervaring met aandeelhoudergeschillen en adviseert u graag over de mogelijkheden die u in een (aandeelhouders)geschil ter beschikking staan. Neem contact op met één van onze gespecialiseerde ondernemingsrecht advocaten.