Bestuurdersaansprakelijkheid: was de vennootschap gebonden aan de overeenkomst en is de bestuurder privé aansprakelijk voor de schade?
In het kort
- Q BV is gebonden aan de aanneemovereenkomst met HRB vanwege de gewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid.
- Bestuurder X heeft toegelaten dat Q BV haar verplichtingen jegens HRB niet kon nakomen.
- X treft een persoonlijk ernstig verwijt, waardoor hij persoonlijk aansprakelijk is voor de schade van HRB.
Wat als een overeenkomst wordt gesloten door een onbevoegd persoon en de vennootschap haar verplichtingen vervolgens niet nakomt? Kan de bestuurder van de vennootschap dan persoonlijk aansprakelijk worden gesteld? De rechtbank Overijssel oordeelde recent over deze vragen in een procedure waarin een bestuurder werd aangesproken op grond van onrechtmatige daad. Advocaat ondernemingsrecht Clemens Oomes bespreekt deze interessante zaak.
De feiten
De heer X is tot en met 24 november 2021 enig bestuurder geweest van Q BV. In juli 2015 is op naam van Q BV een aanneemovereenkomst gesloten met HRB voor de bouw van een nieuw verenigingsgebouw. In die overeenkomst staat vermeld dat Q BV rechtsgeldig wordt vertegenwoordigd door de heer Y in zijn hoedanigheid van directeur. Y heeft de betreffende overeenkomst dan ook namens Q BV ondertekend. HRB heeft op grond van de aanneemovereenkomst een bedrag van € 198.250,00 aan Q BV betaald. Tot de daadwerkelijke bouw van het verenigingsgebouw is het niet gekomen.
HRB heeft de aanneemovereenkomst op 30 mei 2018 ontbonden. Hierna heeft zij in een procedure bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw terugbetaling van € 198.250,00 gevorderd. Bij arbitraal vonnis van 21 december 2020 heeft de RvA onder meer overwogen dat HRB de aanneemovereenkomst terecht heeft ontbonden en is Q BV veroordeeld tot terugbetaling. Q BV heeft aan dit vonnis geen gevolg gegeven en is per 24 november 2021 ontbonden en vereffend. In november 2023 heeft HRB X gedagvaard op grond van onrechtmatige daad.
Schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid?
X stelt zich op het standpunt dat Y niet bevoegd was de overeenkomst namens Q BV te sluiten en dat de overeenkomst feitelijk door de nieuwe onderneming van Y zou worden uitgevoerd, aangezien Q BV geen bouwbedrijf was. HRB wist volgens X dat Y de feitelijke uitvoerder was en Q BV was volgens X daarom niet gebonden aan de overeenkomst.
De rechtbank stelt vast dat de aanneemovereenkomst inderdaad onbevoegd door Y is aangegaan. Y was ten tijde van het sluiten van die overeenkomst geen bestuurder van Q BV en gesteld noch gebleken is dat Y op grond van een volmacht of de statuten van Q BV toch vertegenwoordigingsbevoegd was. Dat betekent echter niet meteen dat Q BV niet aan de aanneemovereenkomst is gebonden.
Op grond van artikel 3:61 lid 2 BW geldt namelijk dat indien een rechtshandeling in naam van een ander is verricht, tegen de wederpartij geen beroep op het ontbreken van een toereikende volmacht kan worden gedaan, indien de wederpartij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen, en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen, dat een toereikende volmacht was verleend: de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid.
De rechtbank is met HRB van oordeel dat Q BV, in de persoon van X , in het onderhavige geval de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft gewekt en dat Q BV dus wel aan de aanneemovereenkomst gebonden is. Vast staat namelijk dat HRB in 2015 voor een bedrag van bijna twee ton aan betalingen heeft verricht aan Q BV. X heeft ter zitting erkend dat hij die betalingen heeft gezien. Indien juist is dat X niet heeft geweten dat de aanneemovereenkomst op naam van Q BV was aangegaan, had het voor de hand gelegen dat X namens Q BV direct bij HRB navraag had gedaan naar de betreffende betalingen, althans de betalingen had teruggestort.
Bestuurdersaansprakelijkheid?
Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis, is het uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is. De bestuurder kan echter ook aansprakelijk zijn indien (i) de bestuurder bij het aangaan van een overeenkomst namens de vennootschap wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen uit hoofde van die overeenkomst zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de schade die de wederpartij ten gevolge van die wanprestatie zou lijden. De door de Hoge Raad geformuleerde Beklamelnorm.
Ook is bestuurdersaansprakelijkheid mogelijk indien (ii) de bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In een dergelijk geval kan de betrokken bestuurder voor de schade van de schuldeiser aansprakelijk worden gehouden, indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Er kunnen zich (iii) ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen. Gronden (ii) en (iii) volgen uit het Hoge Raad arrest Ontvanger/Roelofsen.
X kan naar het oordeel van de rechtbank jegens HRB aansprakelijk worden gehouden omdat hij heeft toegelaten dat Q BV haar verplichtingen uit hoofde van de aanneemovereenkomst jegens HRB niet is nagekomen. Door geen actie te ondernemen na ontvangst van de forse betalingen van HRB in 2015 heeft hij namelijk op zijn minst toegelaten dat op naam van Q BV een overeenkomst tot stand is gekomen die Q BV niet zou nakomen.
Door de betreffende betalingen vervolgens ook nog eens door te storten heeft X bovendien gefaciliteerd dat Q BV geen geld meer had om HRB terug te betalen indien HRB zich op niet-nakoming zou beroepen en X had deze beide consequenties naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs moeten begrijpen.
Gelet op de ontbinding en liquidatie van Q BV moet daarnaast worden aangenomen dat X ervoor heeft gezorgd dat Q BV geen verhaal bood voor de vordering uit hoofde van het arbitraal vonnis. X is door dit handelen zodanig onzorgvuldig omgegaan met de belangen van HRB dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Conclusie
Uit deze uitspraak volgt dat een bestuurder van een vennootschap persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden wanneer de bestuurder de vennootschap te lichtvaardig heeft verbonden of heeft toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. De bestuurder is in een dergelijke situatie aansprakelijk wanneer het handelen of nalaten van de bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig was dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Het gevolg voor bestuurder X in deze zaak is dat X met zijn privévermogen aansprakelijk is voor de schade die HRB heeft geleden. Een verstrekkend gevolg dus.
Heeft u vragen over bestuurdersaansprakelijkheid? Neem dan contact op met het team ondernemingsrecht van AMS Advocaten. De ondernemingsrecht advocaten van AMS hebben – als advocaat van bestuurders, maar ook in de rol van curator – ruime ervaring op het gebied van bestuurdersaansprakelijkheid.