Als de bestuurder van een rechtspersoon (meestal een B.V. of N.V.) een overeenkomst met een derde aangaat terwijl hij wist of behoorde te weten dat de vennootschap haar verplichtingen uit niet zou kunnen nakomen, is de bestuurder aansprakelijk voor de schade die de derde daardoor leidt (de zogenaamde Beklamel-norm). De bestuurder kan ook aansprakelijk zijn als er geen sprake is van betalingsonmacht, maar van betalingsonwil: de situatie waarin de vennootschap wel kan, maar niet wil betalen. Advocaat ondernemingsrecht Marco Guit bespreekt een recent kort geding bij de Rechtbank Limburg waarin dit onderwerp aan de orde kwam.
Ook aansprakelijk bij onwil in plaats van onmacht
Wij hebben al vaker geblogd over rechtstreekse bestuurdersaansprakelijkheid jegens crediteuren. Interessant is dat het bij betalingsonwil vaak aan de aangesproken bestuurder gelaten wordt om aan te tonen dat er geen sprake is van onwil, maar juist van betalingsonmacht. Op de bestuurder rust een verhoogde stelplicht; in zekere zin wordt de bewijslast dus omgedraaid.
Vordering oninbaar bij vennootschap
In deze zaak was het volgende aan de orde. Eiser heeft – uit hoofde van een arbeidsovereenkomst – een vordering op een Duitse vennootschap. Die vordering is door de rechter op 25 augustus 2014 toegewezen, maar de vennootschap gaat niet tot betaling over. Pogingen van Duitse en Nederlandse deurwaarders om de vordering te incasseren mochten niet baten. Gedaagde is de enige bestuurder en heeft de volledige zeggenschap over de vennootschap. Eiser is van mening dat de vennootschap wel kan betalen, maar dat er sprake is van betalingsonwil. Hij meent dat dit onrechtmatig jegens hem is en dagvaardt de bestuurder daarom in kort geding. Hij doet daarbij een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 3 april 1992, NJ 1992,411 (Van Waning/Van der Vliet).
Arrest Hoge Raad ‘Van Waning/Van der Vliet’
In dat arrest bepaalde de Hoge Raad namelijk dat degene die volledige zeggenschap heeft over de vennootschap, jegens de schuldeiser onrechtmatig handelt door na te laten om ervoor te zorgen dat de vennootschap haar schuld betaalt. Die betaling hoeft volgens de Hoge Raad niet gedaan te worden uit voor verhaal vatbare vermogensbestanddelen (liquide middelen of andere goederen), maar kan ook plaatsvinden uit bijvoorbeeld een nog ter beschikking staande kredietfaciliteit. Maakt de bestuurder van die mogelijkheden geen gebruik, dan is dat mogelijk onrechtmatig.
‘Wie eist, die bewijst’, geldt in dit geval niet
Daarnaast bepaalde de Hoge Raad dat in een geval dat er sprake lijkt te zijn van betalingsonwil, het voor de hand ligt dat de bestuurder aannemelijk maakt dat de vennootschap niet in staat is om te betalen: in tegenstelling tot de hoofdregel ‘wie eist die bewijst’, waaruit zou volgen dat de schuldeiser aantoont dat de vennootschap wel kan betalen, draait de Hoge Raad de bewijslast dus in zekere om. De Hoge Raad voegde daar nog aan toe dat in het geval de bestuurder erin zou slagen aan te tonen dat er wel degelijk sprake is van betalingsonmacht, nog niet vaststaat dat er niet óók sprake is van betalingsonwil.
Toepassing in het Limburgse kort geding
In de zaak voor de Rechtbank Limburg diende stelde de rechter vast dat de bestuurder juist heeft gesteld dat er géén sprake was van betalingsonmacht. De vennootschap boekte zelfs een redelijke omzet. Omdat de rechter er dus van uitging dat er geen sprake was van betalingsonmacht, ging hij ervan uit dat er dus sprake moest zijn van betalingsonwil. De rechter overwoog vervolgens dat omdat gedaagde de volledige zeggenschap had over de nalatige vennootschap en er sprake was van betalingsonwil, hij als enig bestuurder op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk is jegens eiser. Gedaagde wordt daarom persoonlijk veroordeeld om de schade van eiser te vergoeden.
Advocaat bij oninbare vordering
Als u te maken heeft met een vordering op een vennootschap die oninbaar is, terwijl het aanvragen van faillissement ook niet mogelijk omdat steunvorderingen ontbreken, neem dan contact met ons op. Mogelijk kan de bestuurder van de vennootschap namelijk op grond van onrechtmatige daad persoonlijk aansprakelijk gehouden worden.