Aansprakelijkheid Raad van Commissarissen

Nienke Bobbert Nienke Bobbert 13 juni 2023 4 min

In het kort

  • Voor interne aansprakelijkheid van commissarissen is kennelijk onbehoorlijk toezicht vereist. Hiervan is sprake wanneer geen redelijk denkende commissaris onder dezelfde omstandigheden zo zou hebben gehandeld.
  • Commissarissen zijn hoofdelijk aansprakelijk als de RvC haar toezichthoudende taak onbehoorlijk heeft vervuld. Ze kunnen dan persoonlijk worden aangesproken voor het geheel van de schade.
  • Commissarissen kunnen aansprakelijk zijn voor schade aan derden als zij onrechtmatig handelen en derden schade lijden door bijvoorbeeld een misleidende jaarrekening.

Wanneer is sprake van interne aansprakelijkheid (2:9 BW)?

Norm

Het is de taak van de RvC om toezicht te houden op het bestuur en de algemene gang van zaken in de onderneming/organisatie. Voor persoonlijke aansprakelijkheid van commissarissen moet sprake zijn van kennelijk onbehoorlijk toezicht waarvan de commissarissen een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling is sprake wanneer geen redelijk denkend commissaris onder dezelfde omstandigheden zo zou hebben gehandeld.

Het handelen in strijd met statuten, reglement of een (branchegerichte) gedragscode is een belangrijke reden voor aansprakelijkheid. Met name wanneer deze regels nou juist zijn bedoeld om de betreffende risico’s op schade te voorkomen.

Collectieve/hoofdelijke aansprakelijkheid

Uitgangspunt is dat alle leden van een RvC hoofdelijk aansprakelijk zijn wanneer de RvC haar toezichthoudende taak onbehoorlijk heeft vervuld. Dit betekent dat iedere commissaris persoonlijk kan worden aangesproken voor het geheel van de schade.

Disculpatie

Een commissaris is niet aansprakelijk als hem geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van onbehoorlijk toezicht te voorkomen. Hij zal dat dan zelf moeten aantonen.

Wanneer is sprake van aansprakelijkheid voor het tekort bij faillissement (2:248 BW)?

Norm

De norm voor aansprakelijkheid voor onbehoorlijk toezicht bij faillissement is vergelijkbaar met de interne onbehoorlijke taakvervulling. De curator beroept zich vaak op beide bepalingen. Van onbehoorlijk toezicht kan pas sprake zijn als ook onbehoorlijk bestuur wordt vastgesteld.

Boedeltekort

Wanneer aannemelijk is dat het onbehoorlijk toezicht een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement is iedere commissaris aansprakelijk voor het totale boedeltekort. Dit voor zover geen sprake is van een succesvol disculpatie verweer.

Boekhoudplicht

Net als bij bestuur geldt hierbij een bewijsvermoeden. Wanneer de boekhouding niet op orde is of de jaarrekening niet tijdig is gedeponeerd staat onbehoorlijk bestuur/toezicht vast en wordt vermoed dat dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. De RvC is hier niet zelf verantwoordelijk voor maar moet er wel op toezien dat het bestuur aan de boekhoudplicht voldoet.

Zowel voor de boekhoudplicht als voor overige belangrijke onderdelen van de bedrijfsvoering is de commissaris afhankelijk van de informatie van het bestuur. Dat betekent niet dat de commissaris achterover kan leunen. Van de RvC wordt een actieve houding verwacht, zeker bij belangrijke onderwerpen als financiën en bijvoorbeeld risico beheersing. Wanneer daar aanleiding voor is zal hij nadere informatie moeten opvragen, hij kan het bestuur adviseren en zal zo nodig ook maatregelen moeten treffen. Dit kan bijvoorbeeld schorsing van een bestuurder inhouden.

Wanneer is sprake van aansprakelijkheid tegenover derden?

Onder omstandigheden kan een commissaris of RvC aansprakelijk zijn voor de schade die een derde partij lijdt door zijn/haar onrechtmatig handelen. Bijvoorbeeld wanneer deze derde partij is afgegaan op een misleidende voorstelling van de toestand van de onderneming in de gedeponeerde jaarrekening en dit heeft geleid tot schade. Ook bij aansprakelijkheid jegens derden is de drempel hoog en moet de commissaris wel een ernstig verwijt treffen.

Andere aandachtspunten

Wanneer een commissaris bestuurstaken uitvoert zal eventuele aansprakelijkheid worden beoordeeld volgens de norm voor bestuurders. Dit zal gewoonlijk sneller tot aansprakelijkheid leiden dan een toezichthoudende taak. Ook is in theorie mogelijk dat iemand die geen commissaris is maar hier wel naar heeft gehandeld aansprakelijk wordt gehouden voor onbehoorlijk toezicht. Deze zgn. ‘pseudo-commissaris’, vergelijkbaar met een ‘feitelijk bestuurder’, is echter uitzonderlijk.

Gelet op het toegenomen risico op aansprakelijkheid als commissaris sluiten veel ondernemingen, maar ook verenigingen en stichtingen, een bestuurders- & commissarissen aansprakelijkheidsverzekering af. Deze vergoeden niet alleen eventuele geclaimde schade maar ook de kosten van verweer hiertegen (behoudens bij opzettelijke fraude e.d.).

Sinds 1 juli 2021: Wet Bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR)

Tot 1 juli 2021 golden de regels voor onbehoorlijk toezicht niet (rechtstreeks) voor commissarissen van een vereniging, stichting, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij. Met de invoering van de WBTR per 1 juli 2021 zijn de wettelijke regelingen grotendeels gelijk getrokken. De bewijsvermoedens bij faillissement golden al voor ‘commerciële’ verenigingen en stichtingen die een onderneming drijven en daarmee vpb plichtig zijn. Sinds 1 juli 2021 gelden de bewijsvermoedens ook voor semipublieke instellingen die op grond van sectorspecifieke regels een jaarrekeningplicht hebben. Dit zijn bijvoorbeeld woningcorporaties of organisaties in de zorg-, onderwijs- en pensioensector. Bij een ‘gewone’ stichting of vereniging, bijvoorbeeld sportclub of muziekschool, geldt dit bewijsvermoeden niet.