Met een verwachte toename aan bedrijfsbeëindigingen is het spanningsveld tussen faillissement en turboliquidatie weer des te relevanter. Hoe die twee mogelijkheden zich tot elkaar verhouden is onderwerp van twee recente uitspraken met ieder een eigen uitkomst.
Faillissement na turboliquidatie toch mogelijk
Bij de rechtbank Den Haag bleek op de faillissementszitting dat een rechtspersoon, waarvan een schuldeiser het faillissement had aangevraagd, intussen was ontbonden door middel van turboliquidatie op voet van artikel 2:19 lid 4 BW. De rechtspersoon bestond dus niet meer. Toch is een faillissement dan mogelijk. De rechtbank citeert het beoordelingskader:
Komt de rechter tot het oordeel dat summierlijk blijkt van feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat er nog baten zijn, dan kan deze – als aan de overige vereisten voor faillietverklaring is voldaan – het faillissement uitspreken en moet de rechtspersoon geacht worden voor de afwikkeling van het faillissement te zijn blijven bestaan (Hoge Raad 27 januari 1995, ECLI:NL:HR: 1995: ZC1631)
De schuldeiser die het faillissement aanvraagt van een rechtspersoon die al door turboliquidatie is ontbonden, zal dus moeten stellen en aannemelijk maken dat er nog baten aanwezig zijn. In dit geval ging dat mis. Waarschijnlijk omdat de schuldeiser pas ter zitting achter de turboliquidatie kwam, maar natuurlijk ook omdat een schuldeiser kampt met een enorme informatie achterstand. Het faillissementsverzoek werd afgewezen.
Bestuurdersaansprakelijkheid
In de tweede zaak boog het hof Arnhem-Leeuwarden zich in hoger beroep over een verzoek tot faillietverklaring van een door turboliquidatie ontbonden rechtspersoon. De rechtbank had het verzoek afgewezen omdat ter zitting niet was gebleken dat het reeds ontbonden aannemingsbedrijf verkeerde in de toestand dat zij had opgehouden te betalen (artikel 1 Fw). In hoger beroep was de schuldeiser beter voorbereid. Het hof oordeelde niet alleen dat aan de voorwaarden voor faillissement was voldaan maar zag ook potentiële baten. In de aangedragen feiten en het behandelde ter zitting zag het hof een mogelijke vordering op grond van aansprakelijkheid van de (indirect) bestuurders van het aannemingsbedrijf in privé.
Het hof zag potentiële bestuurdersaansprakelijkheid in het te lang voortzetten van de onderneming ondanks zwaar weer, nevenactiviteiten en het gebrek aan transparantie over een aan schuldeisers aangeboden regeling. Het faillissement werd dan ook uitgesproken en een curator aangesteld om nader onderzoek te doen.
De achilleshiel van de turboliquidatie
Deze uitspraken illustreren de achilleshiel van de turboliquidatie: het risico van misbruik en de informatieachterstand van de gedupeerde schuldeiser. Aangejaagd door de COVID pandemie sleutelt de wetgever nu aan een aanpassing van de regeling voor turboliquidatie. Het wetsvoorstel Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie moet ondernemers voorzien van een geschikt instrument om hun bedrijf gecontroleerd te kunnen beëindigen en tegelijk de positie van schuldeisers verbeteren en misbruik tegen gaan. De huidige regeling wordt daarvoor uitgebreid met een verantwoordingsplicht voor de bestuurder en inzagerecht voor de crediteuren alsmede de sanctie van een civielrechtelijk bestuursverbod voor de malafide ondernemer.
Meer weten over het wetsvoorstel turboliquidatie? Zie ‘Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie’.