In een financieringsovereenkomst wordt vaak een looptijd overeengekomen waarbinnen een lening moet worden terugbetaald. Ter bescherming van de schuldeiser wordt standaard vastgelegd dat een lening ineens opeisbaar wordt (d.w.z. nog voor dat de looptijd is verstreken) als de schuldenaar bv. wanprestatie pleegt, failliet gaat of komt te overlijden. Maar wat als de schuldeiser zelf komt te overlijden? Heeft dit consequenties voor de geldlening? Advocaat contractenrecht Sander Schouten bespreekt een recente uitspraak waarin dit aan de orde was.
Akte van schuldbekentenis
In deze zaak speelde het volgende. De schuldeiser en de schuldenaar hebben in mei 2011 hun een overeenkomst van geldlening gesloten ten bedrage van € 50.000 en de afspraken vastgelegd in een schriftelijke schuldbekentenis. In de overeenkomst is de handgeschreven tekst opgenomen “for 10 year term, paid down over 10 years”. Voorts is de volgende bepaling opgenomen:
“3. Hoofdsom en restant hoofdsom zullen onmiddellijk opeisbaar zijn, zonder waarschuwing of ingebrekestelling, bij faillissement, overlijden of onder curatele stelling […]. Alle kosten […] komen ten laste van de schuldenaar.”
Erfgenaam overleden schuldeiser eist lening op
Een jaar na de geldlening overlijdt de schuldeiser. Zijn broer is erfgenaam en is gerechtigd de boedel af te wikkelen en vorderingen te innen. De erfgenaam heeft de schuldenaar gedagvaard en betaling van de hele lening gevorderd. De schuldenaar voert als verweer dat door het overlijden van de schuldeiser de schuld niet ineens opeisbaar is geworden. Volgens hem hoeft hij niet voor het einde van de looptijd van de lening (10 jaar) af te lossen.
Uitleg contractuele bepalingen conform Haviltex-criterium
De rechtbank stelt voorop dat het Haviltex criterium van toepassing is: bij de uitleg van contractsbepalingen gaat het niet alleen om de zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen maar om de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij van elkaar mochten verwachten.
Opeisbaarheid lening enkel bij overlijden schuldenaar
Volgens de erfgenaam moet artikel 3 zo worden gelezen dat bij overlijden van één der partijen de hoofdsom ineens opeisbaar wordt. De schuldenaar voert aan dat de overige omstandigheden genoemd in artikel 3 (faillissement, onder curatele stelling, surseance), uitsluitend tot onmiddellijke opeisbaarheid leiden als zij de schuldenaar betreffen. Een faillissement of overlijden van de schuldeiser heeft meestal geen consequenties voor de overeenkomst omdat de curator of de erfgenamen vervolgens kan optreden als schuldeiser.
AMS Advocaten bij geldlening en incassogeschil
De Rechtbank is het in deze eens met de schuldenaar. Zonder nadere onderbouwing valt niet in te zien waarom partijen enkel voor het overlijden een uitzondering (namelijk dat ook overlijden van de schuldeiser gevolgen heeft) hebben beoogd te maken. De Rechtbank gaat er dan ook vanuit dat artikel 3 zo moet worden uitgelegd dat enkel het overlijden van de schuldenaar leidt tot opeisbaarheid van de lening. De vordering van de erfgenaam wordt daarom afgewezen.