Prijsaanpassing bij gestegen staalprijzen: ruimte ondanks prijsvastbeding

Marco Guit Marco Guit 4 december 2025 3 min

In het kort

  • Een prijsvastbeding sluit de wettelijke mogelijkheid tot prijsverhoging op grond van artikel 7:753 BW niet automatisch uit.
  • De aannemer moet tijdig waarschuwen voor kostenverhogende omstandigheden.
  • De aannemer hoefde bij het sluiten van de overeenkomst geen rekening te houden met de uitzonderlijke staalprijsstijgingen.

Uit een recente uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam over prijsaanpassing vanwege gestegen staalprijzen blijkt dat een prijsvastbeding niet automatisch uitsluit dat een aannemer de prijs mag verhogen.

Wat was er aan de hand

In de aannemingsovereenkomst stond “De opdracht is prijs vast tot einde werk. Start bouw mei 2021” en uit art. 7 van de van toepassing verklaarde Metaalunie voorwaarden volgt:
”Opdrachtnemer mag een stijging van kostprijsbepalende factoren, die is opgetreden na het sluiten van de overeenkomst, aan opdrachtgever doorberekenen. Opdrachtgever is gehouden de prijsstijging op eerste verzoek van opdrachtnemer te voldoen.” Het probleem voor de aannemer was dat de aannemingsovereenkomst als uitgangspunt voorgaat op wat er in de algemene voorwaarden is bepaald, zoals ook het Gerechtshof oordeelt.

Vervolgens ziet de aannemer zich geconfronteerd met een (zeer sterk) gestegen staalprijs die hij toch wil doorberekenen aan de opdrachtgever. De opdrachtgever accepteert dat niet en houdt de aannemer aan het prijsvastbeding. De aannemer start een procedure en in eerste aanleg wordt zijn vordering om de prijs van het werk te verhogen afgewezen.

Geen expliciete uitsluiting van een beroep op artikel 7:753 BW

Het Gerechtshof oordeelt echter dat het contractueel overeengekomen prijsvastbeding de toepasselijkheid van artikel 7:753 BW niet zonder meer uitsluit. Dit artikel biedt een wettelijke mogelijkheid tot prijsaanpassing bij onvoorziene, niet aan de aannemer toe te rekenen kostenverhogende omstandigheden die bij prijsbepaling (uitbrengen offerte, sluiten aannemingsovereenkomst) niet hoefden te worden meegenomen (de aannemer niet kunnen worden toegerekend). Uitsluiting van artikel 7:753 BW had in dit specifieke geval expliciet moeten zijn overeengekomen, wat niet is gebeurd. De aannemer kon zich dus wel op de toepasselijkheid van dit artikel beroepen.

Toepassing kostenverhogende omstandigheden

De prijsstijging was veel groter dan de prijsschommelingen in de voorgaande jaren. Ten tijde van het sluiten van de aannemingsovereenkomst (september/oktober 2020) waren er geen concrete signalen dat zulke uitzonderlijk grote prijsstijgingen eraan zaten te komen. Natuurlijk is het zo dat staalprijzen altijd wel wat schommelen, maar de stijging vanaf eind 2020 was uitzonderlijk en niet voorzienbaar voor de aannemer bij het bepalen van de prijs. Het zou onredelijk zijn om van een aannemer te verlangen dat hij bij het uitbrengen van een prijsopgaaf rekening houdt met iedere mogelijke uitzonderlijke prijsstijging, omdat dit zou leiden tot onrealistisch hoge prijzen.

Tijdig waarschuwen anders sowieso geen recht op verhoging

Nu er sprake was van een uitzonderlijke stijging van staalprijzen waar de aannemer bij het sluiten van de overeenkomst geen rekening mee hoefde te houden en omdat de aannemer op 19 mei 2021 tijdig waarschuwde, mogen prijsstijgingen vanaf die datum worden doorberekend; eerdere stijgingen zijn voor eigen rekening van de aannemer. Dat de aannemer de prijsstijgingen van vóór 19 mei 2021 zelf moet dragen, is een logisch gevolg van lid 3 van artikel 7:753 BW. Daarin is namelijk bepaald dat de aannemer zich slechts op een verhoging kan beroepen als hij de opdrachtgever zo spoedig mogelijk waarschuwt. Dit geeft de opdrachtgever de mogelijkheid om te bezien of er alternatieven voor de uitvoering zijn.